Reportage: De derde nacht

De poëzie van de Riffijnse bruiloft

De zomer is gekomen, en nam de liefde met zich mee.
Ik heb tegen de knie van mijn minnaar kunnen liggen.

Laat in de middag van de derde dag van het huwelijksfeest, de damghra, komt een kleine stoet in beweging bij het huis van de bruid. Het zijn de bruid en haar begeleiders; ze gaan op weg naar het ouderlijk huis van de bruidegom. Een muilezel draagt de senduq, de kist met haar persoonlijke bezittingen en sieraden, die haar vader heeft gekocht van de bruidsschat.

Ook de bruid maakt de tocht in de warme nazomerzon op de rug van een muilezel. Rijdend over de stoffige rode bergpaadjes wordt ze in het zadel gehouden door haar broer. Dat is wél zo veilig als je niets kunt zien en nauwelijks bewegen. Om haar hoofd is een druivenrank gebonden waaraan een mooie hoofddoek met kwastjes hangt, de tasebnat, en ze is als een mummie in het witte laken gewikkeld dat ook dienst doet als lijkwade. De tocht is een symbolische dodenrit, de overgang van de ene staat in de andere, van de ene familie naar de andere.

Vuurwerk

Dit neemt niet weg dat het een vrolijke boel is. Je kunt ze al van verre horen komen. Haar bruidsmeisjes – ongetrouwde zusters, nichten en vriendinnen – zingen izran en dansen, terwijl ze een ritme slaan op hun tamboerijn (addjun). Regelmatig knalt er vuurwerk. De broers van de bruid en enkele mannen van de familie van de bruidegom steken rotjes af om de jnun op afstand te houden. In de goeie ouwe tijd waren het nog geweerschoten, maar dat mag niet meer.

Tijdens de eerste twee dagen hebben de bruidsmeisjes en bruidsjongens feestgevierd bij de eigen familie. Ze hebben liederen van het huwelijksritueel gezongen: “Henna brengt geluk; moge de Heer het paar geluk brengen.” Maar de meisjes hebben zich vooral warmgelopen met traditionele izran en hun persoonlijke izran gerepeteerd. Vanavond zullen ze deze laten horen tijdens hun optreden voor de mannen en jongens van de wederzijdse families en de andere genodigden. Als ze een vriend of verloofde hebben, zit die ook tussen het publiek. Hun izran zijn een boodschap voor deze vriend, en tegelijkertijd een boodschap voor het hele dorp.

Handje gerst

Als de stoet in zicht komt, staat de familie van de bruidegom al te wachten op de komst van de bruid. Ze wordt door haar broer van de muilezel getild en hij maakt haar onderarmen vrij uit de wikkels, zodat ze een paar handjes gesuikerde gerst kan rondstrooien, een symbool van vruchtbaarheid. Enkele meisjes eten er wat van, in de hoop dat ze ook snel zullen trouwen; een paar mannen rapen wat korrels op om ze te mengen door hun zaaigoed. De broer draagt zijn zus het huis in. Ze verdwijnt in de vrouwenkamer en zal zich niet meer laten zien.

In de loop van de avond vult de binnenplaats zich met gasten en familieleden.  De belangrijke gasten zitten op stoelen en banken. Ze hebben van tevoren gegeten en theegedronken. De overige staan daar in een halve cirkel omheen of zitten op de platte daken. De kleine meisjes zitten ook in het publiek, maar de getrouwde vrouwen blijven uit het zicht. Ze kijken toe vanuit het huis of vanachter een gordijn. Midden in de cirkel vinden de optredens plaats. Het feest zal tot diep in de ochtend duren.

Jongens in bruiloftsjurken

Een ingehuurde band van imdyazen is al aan het spelen om het publiek in de stemming te brengen. Ze hebben een lage status en komen uit een naburige stam, want zoals het spreekwoord zegt: ‘Een amdyaz danst niet in zijn eigen gemeenschap’. De ghaita-speler blaast zijn wangen bol om zijn instrument ononderbroken te laten snerpen op een ritme van in elkaar hakende tamboerijnen met dreunende snare. Af en toe stapt de leider van de band naar voren om een paar danspasjes te maken, gevolgd door enkele onwaarschijnlijk hoge sprongen. Jongens in bruiloftsjurken dansen en zingen alsof ze vrouwen zijn en maken in hun izran dubbelzinnige toespelingen. “Jong meisje bij de buitenpoort, zet een pot thee en we drinken hem samen.”

Dollen

De gasten zijn aan het dollen met de imdyazen. Iemand legt een muntstuk op de punt van zijn slipper en de amdyaz moet het met zijn mond oppakken zonder op te houden met spelen en dansen. Een ander geeft hem een fooi en een trap onder zijn kont na, als hij de naam van de gever niet goed zegt. Maar hoe uitbundig de sfeer ook is, eigenlijk zit iedereen te wachten op het moment dat de bruidsmeisjes van de bruid en die van de bruidegom in de cirkel zullen komen om hun persoonlijke izran te zingen. Dit geldt nog het meest voor de meisjes zelf. De afgelopen maanden hebben ze zitten te broeden op hun izran zodat die zoveel mogelijk zeggingskracht zouden krijgen. Vanavond gaan ze die zingen voor een mannelijk publiek. Hiermee bevestigen ze officieel hun status als huwelijkskandidaat.

Vaak hebben ze al een relatie. Jongens en meisjes trekken niet met elkaar op, maar ze zien elkaar regelmatig, bij familiebezoek, bij feesten in het dorp en tijdens hun werk, als de jongens de geiten gaan hoeden en de meisjes water halen. Als een jongen en een meisje elkaar mogen, kan de jongen het meisje naar huis begeleiden, een paar passen achter haar, om de schijn op te houden dat er geen direct contact is.

Bitchen

Iedere jonge vrouw moet kunnen dansen, zingen en tamboerijn spelen op de damghra. Hun eerste izran leren ze als kleine meisjes van hun moeders en zussen, die ze zingen tijdens het werk in huis. Izran die ze op een damghra horen proberen ze te onthouden om ze toe te voegen aan hun repertoire. Maar het zijn niet de izran uit het repertoire die het hoogtepunt moeten vormen van hun optreden. Het is een must voor de meisjes om hun eigen izran te maken, waarin ze zich uitspreken over hun gevoelens.

Deze persoonlijke izran zijn tegelijkertijd sociaal. Ze zijn vaak bestemd voor een specifieke persoon in het publiek, maar ook een boodschap aan de hele gemeenschap. Ze kunnen hun vrijer aanmoedigen of afwijzen, roddels tegenspreken, hun woede uiten over een verbroken relatie, bitchen naar een onbetrouwbare vriendin die een oogje heeft op hun vriend en zelfs openlijk ingaan tegen de huwelijksplannen die hun ouders in petto hebben.

Stijf van de stress

Voor de jongens is het lang niet altijd gezellig. Sommigen staan stijf van de stress in afwachting van de toespelingen die gemaakt worden. Maar tijdens de damghra hebben jonge vrouwen het recht op het vrije woord. De jongens moeten het uitzitten en hun mond houden, anders worden ze tot de orde geroepen door hun vrienden of door de oudere mannen.

Het loopt al tegen middernacht, maar voordat het eerste groepje meisjes hun izran kunnen zingen, komt de ‘roeper’ naar het midden van de kring. Hij is ook ingehuurd uit een naburige stam, en het zijn taak om de donaties te verzamelen die een deel van de kosten van het huwelijksfeest moeten dekken. Hij maakt er een hele show van. Dansend langs de mannen in het publiek tapt hij de ene schunnige mop na de andere. Mannen die niet snel genoeg met hun gift op de proppen komen, worden bespot en gulle gevers de hemel in geprezen.

Donkere zonnebrillen

Dan is eindelijk het moment gekomen dat vier bruidsmeisjes van de bruidegom, in hun mooiste kleren, uit het huis komen en naar de verlichte open plek lopen tussen de gasten. Ze hebben donkere zonnebrillen op zodat ze geen oogcontact hoeven te maken. Het wordt stiller en de waterschenkers stoppen met hun ronde.

De bruidmeisjes spelen een traag ritme op hun tamboerijnen: Doum-e-te Ta-Doum-e-te Ta-Doum-e-te… Ze bewegen zijdelings heen en weer en zingen een een aantal keren het ay aralla buya refrein: ‘O moeder, o mijn vader’. Dan zingt het eerste meisje haar izri. Ze treurt over de afwezigheid van haar geliefde, maar laat tegelijkertijd aan het dorp weten dat ze nog steeds ‘bezet’ is. “Duitsland. Waar is mijn jonge man heengegaan? De trein stopt er niet; de bus kan er niet komen.”  De izri valt in de smaak. Het gordijn waarachter de bejaarde vrouwen zitten schuift even een stukje opzij, zodat ze hun you-you’s kunnen laten horen en na een nieuwe aralla buya is het de beurt aan het volgende meisje. “Ik heb geen liederen. Ik ben een steen die in een put is gevallen. O mijn vriendin, grijp de steen met een koord.”  Er spreekt wanhoop uit haar lied, maar ze laat ze ook aan het dorp weten dat ze op zoek is naar een relatie.

Het is niet alleen kommer en kwel. Het derde meisje is heel tevreden met haar relatie: “Mijn liefje en ik zijn hetzelfde, hetzelfde, vol van liefde, als een glas muntthee dat overloopt.” In het publiek klinkt een knal. Een jongen heeft begrepen dat deze izri voor hem bedoeld is en steekt vuurwerk af.

Schuddende borsten

Als alle bruidsmeisjes hun izri gezongen hebben, verandert het ritme. Ze leggen hun tamboerijnen weg en enkele jongens nemen het ritme over, het versnelt, zwelt aan. De meiden dansen samen een erotische dans: de sjdih. In een pas op de plaats laten ze hun heupen en schouders vibreren, ze wrikken met hun bekken, laten hun borsten schudden, terwijl ze naar voren en achteren stappen op de maat van de muziek. Een paar meiden hebben een sjaal om de heup gebonden om hun sensuele bewegingen te accentueren. De jongens gaan steeds sneller trommelen en roepen ‘yallah, yallah’, om de meiden op te zwepen tot nog meer ongeremdheid. Van achter het gordijn klinken de schelle tongtrillers van de oudere vrouwen.

Patrijzen

Na de eerste sessie is het de beurt aan de bruidsmeisjes van de bruid. Na hun ay aralla buya’s presenteren ze zich gezamenlijk aan het publiek: “Memsah l-hare, goede avond aan allen hier. Wij zijn de patrijzen die zijn gekomen van ver.” Om hun standing te benadrukken, wensen ze het publiek goede avond in het Arabisch en ze presenteren zich tegenover de jongens van het dorp als begeerlijke patrijzen.

De bruidsmeisjes van de twee partijen wedijveren met elkaar om wie de beste izran zingt en ze kunnen ook oude ruzies uitvechten. Je kunt zelfs proberen om de tegenpartij met tovertrucs uit hun concentratie te halen. Als je erin slaagt een mondje olijfolie met zout in het vuur te spuwen waarboven ze hun tamboerijnen opwarmen, ontstaat er geheid ruzie in de club.

De provocatie van de ‘patrijzen’ kun je natuurlijk niet zomaar over je kant laten gaan, dus in de volgende sessie van de bruidsmeisjes van de bruidegom slaan ze keihard terug met een ter plekke bedachte izri: “De meisjes van Bulma kwamen omlaag in groepjes van zes. Hun pooier is Amar n-Bahida.” Amar is die smid op de woensdagmarkt, dus niet bepaald iemand van een hoge standing.

Geurige amandelen

Het feest gaat de hele nacht door waarbij de imdyazen en groepjes bruidsmeisjes elkaar afwisselen. De een maakt verwijten aan een wispelturige minnaar: “Ik kom te voet bij je aan de deur. Je vraagt wat ik wil. Had je dan niet gezegd dat ik zoeter ben dan geurige amandelen?” Een ander is dolgelukkig met haar relatie: “De zomer is gekomen, en nam de liefde met zich mee. Ik heb tegen de knie van mijn minnaar kunnen liggen.”

Het feest eindigt pas als de laatste gasten, al ver in de ochtend, vertrokken zijn. De allerlaatste gasten die vertrekken zijn de bruidsmeisjes van de bruid. Ze hebben haar gezelschap gehouden tot de bruidegom zich bij haar voegt. Slaapdronken gaan ze op weg naar huis, met in hun hoofd al ideetjes voor nieuwe izran. Over een paar weken is er weer een bruiloft.

 

Uitleiding en muziekinstrumenten

Deze ‘reportage’ gaat over de derde nacht van het huwelijksfeest in de centrale Rif in de jaren vijftig en zestig, zoals beschreven door David Hart en Joseph&Joseph. Eerst het vermaan van David Hart over de reikwijdte van zijn eigen beschrijvingen: die gelden voor deze tijd en deze plek, maar veertig kilometer verderop kan het weer heel anders zijn.

Ik heb zelf één avond meegemaakt, de tweede, halverwege de jaren tachtig in Anoual, en daaruit enkele details verwerkt: de waterschenker, de bejaarde vrouwen achter een soort toneelgordijn en deels ook de muziek van de band. De jonge meisjes in de prepuberteit die hun casetterecordertjes omhoog staken, waarschijnlijk om de teksten te registreren, heb ik niet opgenomen, omdat er in de jaren vijftig en zestig nog geen cassetterecorders waren. En de felle verlichting door elektrische lampen die gevoed werden door een generator, heb ik om dezelfde reden ook niet vermeld.

De band die op deze avond speelde bestond uit een ghaita, twee tamboerijnen en twee zangeressen van een jaar of dertig die ook dansten. (Als het jonge travestieten waren zoals Hart en Joseph&Joseph stellen, heb ik er wel heel erg naast gekeken.) De leider van de band was een oudere man, die een groot deel van de tijd snotverkouden op een stoel aan de zijkant zat, een grote lap onder handbereik, maar hij maakte inderdaad af en toe van die onwaarschijnlijk hoge sprongen die volgens Hart een handelsmerk van de imdyazen zijn. Hij sprak Frans en vertelde me dat hij vroeger ook ghaita gespeeld had, maar dat mocht niet meer van de dokter. Hij liet me zijn identiteitsbewijs zien: Profession: musicien de folklore.

Wat voor band het was, is mij niet zo duidelijk. Hart zegt dat op feesten ook een Arabische band kon komen van ighiyyaten. In de naam is het woord ghaita te herkennen.

Dit blaasinstrument lijkt op de oude Europese schalmei, een voorloper van de hobo, en produceert een harde, snerpende klank. Een Arabische band had wat meer standing, maar volgens Hart speelde vooral de afstand een rol.

De band van ighiyyaten bestond uit ghaita’s, trommelaars (dus geen tamboerijnspelers), en naar ik aanneem ook zangers of zangeressen, van de Sanhaja (p.133). Elders zegt hij dat de ghaita in de loop van de jaren vijftig ook populair werd bij de imdyazen (p.171).

Het traditionele instrument van de imdyazen is de zamr. Het instrument lijkt op een extra lange dubbelloopse ghaita. Aan de uiteinden zijn twee koeien- of ramshoorns bevestigd voor de versterking en de vervorming, die er ook weer afgehaald kunnen worden voor de stillere passages. Het geluid wordt vergeleken met dat van een basklarinet. Ik heb het nooit in het echt gehoord.

In het begin van de twintigste eeuw werd (ook) een ander instrument bespeeld, de amidaz, (waarvan ongetwijfeld het woord imdyazen is afgeleid). Biarnay (1915) beschrijft het instrument als een kleine doedelzak, waarvan de pijpen eveneens voorzien zijn van twee hoorns, maar dan antilopehoorns. Kennelijk werden muzikanten in de Rif toen nog geen imdyazen genoemd. Biarnay laat het woord nergens vallen. Hij noemt ze izemmaren, wat hij vertaalt als doedelzakspelers of fluitspelers. Maar dit woord lijkt wel verdacht veel op zamr.

Misschien hadden niet alle auteurs alle details goed in de gaten. Zo zegt Biarnay dat de antilopehoorns gebruikt werden om in de doedelzak te blazen; dat kán niet waar zijn. Maar een belangrijkere oorzaak voor de verwarrende termen is dat, net als bij namen voor vogels, een en hetzelfde woord in verschillende dialecten naar andere instrumenten kan verwijzen. Of enkele van deze woorden verwijzen naar een blaasinstrument in het algemeen.

Al deze blaasinstrumenten worden bespeeld met circulaire ademhaling: de speler vult zijn mond met zijn laatste restje adem en drukt deze met de wangen naar buiten, terwijl hij snel door de neus inademt. Vandaar de voortdurend opbollende wangen. Het geluid kan dan zonder onderbreking blijven klinken. Het wereldrecord staat op naam van de Nigeriaanse saxofonist Femi Kuti: ruim 51 minuten. Je kunt het oefenen met een rietje in een glas water.

Tijdens mijn verblijf in Anoual kreeg ik gastvrijheid van de ouders van Mohammed uit IJsselstein. Ik hoop dat je dit leest, Mohammed, en dat jij en je familie het goed maken en in goede gezondheid verkeren. Doe ook de groeten aan je broer Hassan.

Links:

Zamr omschrijving: https://en.wikipedia.org/wiki/Double_clarinet.
Zamr muziek: https://www.youtube.com/watch?v=qwVKkl4sb3E

 

 

 

Reacties zijn gesloten.