Dhar Ubarran wordt door veel auteurs beschouwd als een epos. Maar is het ook een nationáál epos? Het gaat toch wel erg vaak over de activiteiten van de Ait Waryaghar. Andere stammen worden maar zelden genoemd. Er zijn wel veel tekstvarianten waarin de Waryaghar vervangen zijn door de Riffijnen. Maar houdt deze vervanging meer in dan politieke correctheid?
Historisch gezien zou het correct zijn om in Dhar Ubarran een Waryaghar-epos te zien. De regering van de Riffijnse Republiek, uitgeroepen in september 1921, bestond immers voor het grootste deel uit familieleden van Abdelkrim en andere Waryaghar (Hart p.378-380). Dat gold ook voor de commandanten van het leger. Maar dit is nog geen diskwalificatie van het nationale karakter van het epos. Voor het Nederlandse volkslied was het ook immer ook geen bezwaar dat de hoofdpersoon uit de Duitse aristocratie komt.
Een aanwijzing dat Dhar Ubarran toch door vele Riffijnen van oudsher als een nationaal epos wordt beschouwd, is te vinden bij de Guelaya, die in de omgeving van Melilla leven en nooit deel hebben uitgemaakt van de Riffijnse Republiek. Het werk van de arabiste Hamú Haddú bevat acht izran over de oorlog. De helft gaat over de Ait Waryaghar en de bombardementen (waaraan ook vaak gerefereerd wordt in de compilatietekst). Als ze de vliegtuigen over zagen komen, realiseerden de Guelaya zich kennelijk terdege welke opofferingen de Waryaghar brachten voor de vrijheid van de Rif (p.124):
Het vliegtuig is opgestegen, waar het zwenkt en schiet,
O edele strijder, die zich getrouw heeft geweerd,
God heeft beschikt dat je leven zo moest eindigen.