Analyse: Koosnaampjes in de aanspreking

 

Liff-inu is het sterkste woord voor de geliefde in de Rif, zegt Terri Brint Joseph in de publicatie van 1980 (p.431). Het is de enige aanspreking die voorkomt in de izran uit de jaren vijftig en zestig die ik op deze site bijeengebracht heb. Ook in de opnames van bands uit de jaren tachtig, die het grootste deel uitmaken van de verzameling van El Yaakoubi (1992), komt het frequent voor. Des te opmerkelijker is het dat deze aanspreking in de eerste drie decennia van de twintigste eeuw in geen velden of wegen te bekennen is.

O mijn bondgenoot!

De letterlijke betekenis van liff(-inu) is ‘(mijn) bondgenoot’. Het verwijst naar een sociaal-politieke organisatievorm in de Rif. Naast en doorheen familie-, clan- en stamverwantschap konden mannen, gezinnen, families, en zelfs de hele clan of stam, een liff aangaan met anderen. Deze bondgenoten konden hulp bieden bij conflicten over land, water of huwelijken, en in uiterste nood ook bij vetes. Het waren overigens instabiele allianties, maar dat gold eigenlijk ook voor de andere verbanden. Je eigen broer kon je vijand worden. Volgens David Hart werden de meeste vetes van de Ait Waryaghar uitgevochten binnen de familie. Tot de jaren twintig van de vorige eeuw dan, want vetes werden verboden, of in ieder geval opgeschort, door Abdelkrim El Khattabi in verband met de antikoloniale oorlog tegen Spanje.

Op het niveau van het gezin werden de meeste liff’s gesloten met leden van aangetrouwde families. Joseph&Joseph (1987) stellen daarom dat het niet verwonderlijk is dat jonge vrouwen over hun liff-inu zingen om aan hun verloofden te refereren (p.16).

Dit argument zou echter ook moeten gelden voor de eerste drie decennia van de twintigste eeuw, en in die izran komt het woord liff-inu niet voor. Misschien kreeg het begrip zijn affectieve betekenis pas, toen door de koloniale overheersing de ‘echte’ liff, net als andere instituties in de Rif, hun belang verloren.

O mijn broer!

Ook in het begin van de twintigste eeuw waren de metaforen voor de geliefde weinig avontuurlijk. Zowel vrouwen als mannen zochten hun koosnaampjes vooral in verwantschapstermen (en eigenlijk loopt het woord liff ook vooruit op een toekomstige familierelatie). De meest gebruikte aanspreking voor de mannelijke geliefde is uma (broer), vooral bij de Temsamane. Ook het woord mmi ((mijn) zoon) komt enkele keren voor. In de izran van de Ait Iznassen is uma afwezig, maar Renisio presenteert maar weinig izran van vrouwen (en Biarnay weinig echte liefdesizran van mannen).

O jong meisje!

In de izran van de mannen van de Ait Iznassen komt tarbat (tamezziant) ((jong) meisje) een keer of vier voor, net als bij de Igzennayen, in de publicatie van Justinard. In een ander dialect (dahanjirt tamzzyand) is dit ook de standaardmanier waarop de beroepsmuzikanten, de imdyazen, in de jaren vijftig een vrouw aanspraken. Vier van de negen izran van de imdyazen die Hart presenteert bevatten deze aanspreking, en andere aansprekingen komen niet voor. Ik neem aan dat deze anonieme aanspreking ook in oudere tijden aangaf dat het om izran uit het repertoire gaat, die niet bestemd waren voor een specifieke persoon. De meest frequente anonieme aanspreking bij de Ait Iznassen is overigens Flana (Dinges). Misschien zaten izran met de aanhef A Flana in het portfolio van de rondtrekkende muzikanten en konden ze tegen betaling van een naam voorzien worden. Afgezien van tarbat (tamezziant) en Flana komen bij de mannen van de Ait Iznassen xeiti (xiyi, xei) (mijn zuster) en lalla (tassekurt) (mevrouw (patrijs)) enkele keren voor.

In de izran van de jaren vijftig en zestig heeft liff-inu het rijk alleen, in ieder geval in de aansprekingen (in de loop van de izran komen wel enkele andere woorden voor). Liff-inu was toen echt de standaard. Een ander opvallend verschijnsel in de izran uit deze tijd is dat er geen enkele eigennaam valt. Dit werd kennelijk ongepast gevonden, te direct. In de oudere izran worden zowel mannen als vrouwen frequent aangesproken met hun voornaam. Wel hebben opvallend veel jongens de naam Mouh en opvallend veel meisjes de naam Mama, zodat het toch weer iets krijgt van een, enigszins anonimiserend, koosnaampje.

O mijn zoon!

Van de izran die El Yaakoubi heeft gepubliceerd gaan er zo’n 25 over de liefde. De meeste zijn afkomstig van vrouwen en de meeste zijn songteksten uit de jaren tachtig. Het woord liff wordt een keer of twintig gebruikt, in één geval ook door een man voor zijn vriendin, zij het niet als aanspreking. Het meest gebruikte koosnaampje, ruim 25 keer, is echter mami. Ik neem aan dat dit een variant is van mmi (mijn zoon). Het is hetzelfde mami als van de rai-zanger Cheb Mami. In Franse bronnen wordt dit vertaald als le môme (de koter). Hij is dan ook klein van stuk. Mannen komen niet zo vaak aan het woord. Enkele keren spreken ze hun geliefde aan met het Arabische ɛaziza (liefje).

In de aanspreking van de geliefde zijn de Riffijnen dus niet zo avontuurlijk. Sprekend óver de geliefde wordt het wat spannender en zijn dieren een inspiratiebron voor de metafoor: valken, patrijzen, gazellegeitjes en gazellebokjes. Daarover gaat een volgende publicatie.

 

Reacties zijn gesloten.