Khalid Mourigh: Indrukwekkende verzameling izran toegankelijk gemaakt

Rachida Mayssa, Khalid Mourigh, Izřan Izřan. Riffijns-Berberse (Tamazight) verzen. 2015. Verkrijgbaar als pdf of e-book.

 

Hoewel ik regelmatig naar izran zoek, wist ik niet van het bestaan van dit boekje, totdat ik het tijdens de viering van het Amazigh Nieuwjaar in Utrecht begin 2020 uit de handen van de auteur kon ontvangen.

Het boekje bevat 290 tweeregelige izran van de Ait Oulichek (of Ait Uric), die tussen Al Hoceima en Nador wonen. De gedichten zijn verdeeld in drie thema’s: 135 over de liefde (lḥubb), 125 over bruiloften (tmeɣřa) en 30 over verraad (ucekkem). Ze komen uit een grotere verzameling die in 2009 gepubliceerd is in Marokko door de schrijfster Mayssa Rachida El Marraki. Haar bronnen waren acht vrouwen tussen de 50 en 105 jaar oud. De Nederlandse Berberoloog Khalid Mourigh heeft de gedichten getranscribeerd, vertaald en kort ingeleid. 

Een opvallend detail in de inleiding is de opmerking dat mannen en vrouwen soms groepen vormen die elkaar toezingen. Dat ben ik, voor de Rif, verder niet of nauwelijks tegengekomen.

Het is moeilijk om een recensie te schrijven van een boek dat vrijwel uitsluitend izran bevat. Daarom neem ik een analytische afslag. Want hoewel het boek een willekeurige opsomming van izran lijkt, is er toch veel aan op te merken.

Bruiloftsizran

Inzichtgevend is het verschil dat wordt gemaakt tussen liefdesizran en bruiloftsizran. De laatste bestaan uit lofzangen op bruid, bruidegom, hun familie en het feest. Andere auteurs gooien deze twee categorieën op één hoop, behalve de Spaanse musicoloog Julio Ruda, in zijn studie over de Guelaya (provincie Nador). Hij noemt ze, in navolging van zijn bronnen, ‘gezongen verzen’. Hij stelt dat ze, in tegenstelling tot de liefdesizran, niet voorkomen met het ralla buya-refrein. Ze worden volgens Ruda vooral gezongen in het huis van de bruid tijdens de eerste twee dagen van een bruiloftsfeest en tijdens de tocht van de bruid naar het huis van de bruidegom op de derde feestdag. Of ze ook op het slotfeest werden gezongen, blijft onduidelijk. (Ruda 2016, p.214-228)

Uit het hoofdstuk over bruiloftsliederen blijkt dat een zangsessie niet begon met willekeurige izran, maar met speciale start-izran. Dit gebruik wordt in andere publicaties alleen genoemd door El Yaakoubi (1992) en Mohammed Saïd (2016). Deze openingsverzen beginnen altijd met bismilla (in naam van God), in tegenstelling tot de andere izran. Het boek bevat er twaalf. In het  volgende voorbeeld speelt de migratie een rol:

In naam van God laten we beginnen, maar waarmee?
Degenen die de zee zijn overgestoken en de achtergeblevenen.

Tomatenbloem

In de bruiloftsizran van de Ait Oulichek worden specifieke beelden gebruikt voor de bruid en voor de bruidegom (die in mindere mate ook voorkomen in de liefdesizran). De bruidegom wordt vaak vergeleken met een bloem. Daarbij gaat het niet om de literaire bloem bij uitstek, de roos, maar om bloemen die uit het boerenleven gegrepen zijn: appelbloesem, bonenbloesem, bloemstengel, nieuwe bloem; en in de liefdesizran: tomatenbloem. De bruid wordt vaak vergeleken met een vrucht: appeltje, stapeltje granaatappels, bundel sinaasappels, en ook wel: snoepje of danoontje. De vergelijking met munt geldt voor beide seksen.

Onze gerespecteerde bruid, het appeltje van de bruidegom,
zoals de rode zon die opkomt boven de bergen.

Misschien zijn de minuscule bloemen waarmee de bruidegom vergeleken wordt en het danoontje waarmee de bruid vergeleken wordt, bedoeld als grappig. In dat geval zijn ze mogelijk vrij modern. In ieder geval trekt de Marokkaanse taalkundige Souad Moudian in haar artikel over ontwikkelingen in de izran bij de Ait Ammart, Ait Waryaghar en Ibuqquyen (2017) de voorzichtige conclusie dat humor in recente tijden belangrijker is geworden.

Mannen

In het hoofdstuk over liefdesizran valt het grote aantal op dat vanuit een mannelijke optiek geschreven is, en ook vaak grammaticaal gezien gericht is aan een vrouw. Het zijn er minstens 25. Dit hoeft niet per se te betekenen dat ze ook door mannen vertolkt zijn, want een vrouw kan de mannelijke optiek aannemen of zich richten tot een andere vrouw. Maar de meeste zullen toch wel door mannen gezongen zijn.

Ik heb van je gedroomd met je witte jurk,
je stond op het punt van een rots de zee in te springen.

Deze ‘mannelijke’ izran zijn genoteerd uit de mond van vrouwen. Dit roept de vraag op hoe zij deze mannen-izran kenden. Ervan uitgaande dat ze niet aanwezig waren op mannenfeestjes, kennen ze de liederen waarschijnlijk van professionele muzikanten, de imdyazen. Dezen werden vooral op de derde feestdag ingehuurd; vanaf de jaren zestig waren er ook 45-toeren plaatjes en muziekcassettes in omloop. Er was overigens geen strikte scheiding tussen de liederen van de muzikanten en die van de bevolking. Ze namen gedichten van elkaar over.

De mannen-izran staan vooral in de eerste helft van het hoofdstuk en zijn waarschijnlijk tamelijk oud. De izran in dit hoofdstuk lijken namelijk min of meer chronologisch gerangschikt. Dit is afleidbaar uit het woord dat gebruikt wordt voor de geliefde. In de eerste helft van het hoofdstuk is dit vrijwel altijd het woord llif (kameraad), dat in ieder geval vanaf de jaren vijftig gebruikt werd voor zowel mannen als vrouwen. In de tweede helft is dit vrijwel altijd mami-inu (mijn zoon) of mami lɛziz-inu (mijn lieve zoon), dat pas na de jaren zestig populair werd.

Met de gedichten in het hoofdstuk over verraad verdedigen meiden zich tegen roddels over relaties die ze met jongens (zouden) hebben. Ze kunnen ook kritiek op hun gedrag bespotten:

Ik ga naar Nador zonder mijn hoofddoek om te doen,
expres voor alle Marokkanen, ze haten mij toch al.

Variaties op een thema

Sommige gedichten laten een connectie zien met andere gebieden in de Rif. Het gaat hier om izran die beginnen met ongeveer dezelfde startregel, die vervolgens op verschillende manieren wordt afgerond in de tweede regel. Bijvoorbeeld:

Ze bekritiseerden mijn lief, ze zeiden dat hij mank liep,
als ik met hem mag trouwen dan maak ik een hengst van hem.

Drie voorbeelden van globaal dezelfde startregel, met een soortgelijke absurdistische conclusie, komen voor in de publicatie van Hamú Haddú (2002) over de Guelaya. De frases “Hij gaf mij een ring zo smal als …” en “Geef mij die tamboerijn,…” zijn ook geregistreerd door Moudian (2017) in de provincie Al Hoceima. De frase “Als je naar Duitsland gaat, …”  staat op een grammofoonplaatje van Cheikh Mahand en Cheikha Manate (McMurray 2001). Dit is zelfs precies dezelfde izri als die in het boek:

Als je naar Duitsland gaat, vergeet me dan niet,
neem een cadeau mee, vul je zakken.

Wat echter nog meer opvalt dan de overeenkomsten is het grote aantal startfrases dat niet in meerdere publicaties voorkomt. Hamú Haddú heeft er een stuk of zes die niet in voorkomen in Izřan, Izřan, dat er op zijn beurt een stuk zes bevat die niet te vinden zijn in het boek van Hamú Haddú, waarin 120 izran staan.

De auteurs geven telkens maar twee voorbeelden maar ik neem aan dat er meer varianten mogelijk zijn:

Ik ga in de schaduw van de (olijf)boom zitten, …
O kleine Mamuc, ontmoet me om XX uur, …
Ik ga het aan de Koranstudent in XX vragen, …
O moskee, ik zal je (zij)muren witten, …
Het geroddel van de mensen doet….; laat staan wat ze ons aandoen…

Aansprekingen

Zowel de eenheid als de verscheidenheid is ook zichtbaar in andere bijzonderheden. De aansprekingen waarmee veel verzen beginnen behoren tot het algemene Tarifit, in ieder geval binnen een bepaalde periode: ya llif-inu, mami (lɛaziz)-inu): o mijn liefje,  ya ralla yemma: o moeder, ya ralla tasrit-nneɣ: o onze bruid,  ya muray-nneɣ: o onze bruidegom. Veel metaforen die worden gebruikt, lijken echter specifiek voor de Ait Oulichek.

Het boek bevat een indrukwekkende verzameling izran. Inzichtgevend is het verschil dat wordt gemaakt tussen persoonlijke izran en izran die een functie hebben tijdens de bruiloft. Jammer is dat niet duidelijk wordt hoe oud ze zijn en wie deze izran in welke situaties zongen en zingen. Dit geldt overigens voor veel publicaties.

.

Bijlage: geciteerde izran in het Tarifit

(De transcriptie is van de auteur. Deze is een uitgebreide versie van het Latijnse Amazigh alfabet, dat ook op deze site wordt gebruikt.)


1. (p.54-55)
Bismilla a nebda i minzi ɣa nebda?
A wem yeẓwan aman am wen yeqqimen da.
In naam van God laten we beginnen, maar waarmee?
Degenen die de zee zijn overgestoken en de achtergeblevenen.

2.(p.66-67)
Řalla tasřit nneɣ i muřay d tateffaḥt,
am tfuct i dd igeɛden x idurar d tazeggwaɣt.
Onze gerespecteerde bruid, het appeltje van de bruidegom,
zoals de rode zon die opkomt boven de bergen. 

3.(p.6-7)
Urjiɣ cem di remnam s ddfin d acemřař,
tṭraḥed a tewḍid x řejruf n řebḥar.
Ik heb van je gedroomd met je witte jurk,
je stond op het punt van een rots de zee in te springen.

4.(94-95)
Ad hwiɣ nnaḍur ad hwiɣ caḥuti,
ad hwiɣ d taɣennant i muṛu icarh ayi.
Ik ga naar Nador zonder mijn hoofddoek om te doen,
expres voor alle Marokkanen, ze haten mij toch al.

5.(p.8-9)
Ɛeyybent ayi llif nnant ayi d aḥidar,
jjent ayi a t awyeɣ a t arreɣ d akidar.
Ze bekritiseerden mijn lief, ze zeiden dat hij mank liep,
als ik met hem mag trouwen dan maak ik een hengst van hem.

6.(p.24-25)
Mařa truḥed aḷiman gg ayi di řbar nnec,
awi dd arriɣalu ɛemmaṛ řejbub nnec.
Als je naar Duitsland gaat, vergeet me dan niet,
neem een cadeau mee, vul je zakken.

 

 

 

Reacties zijn gesloten.