Oude inspiratiebronnen van het epos

 

Twee fragmenten van het epos Dhar Ubarran zijn duidelijk schatplichtig aan gedichten die tien tot vijftien jaar vóór de Riffijnse vrijheidsoorlog gemaakt zijn. Deze gedichten gaan over de mijnbouw door buitenlandse ondernemingen in de regio Guelaya (vanaf 1907) en de strijd tegen de Spaanse expansie in het verlengde daarvan (vanaf 1909). Het was een literaire traditie om bekende fragmenten, al dan niet aangepast, te integreren in een nieuw gedicht. Maar het was waarschijnlijk ook een bewuste keuze om de Riffijnse vrijheidsoorlog in een historisch kader te plaatsen. 

De startregel van het epos (‘O Dhar Ubarran, o het rotten der botten’) komt ook voor in een gedicht over een andere berg: “O berg van Ouksane, o het rotten der botten.” (Khalafi deel 1). Bij de berg van Ouksane, in de regio Guelaya, bevinden zich ijzer- en loodmijnen. Het recht om deze te exploiteren was in 1907 aan buitenlandse ondernemingen verkocht door de warlord en troonpretendent ‘Bouhmara’, die het oostelijke deel van de Rif en de Midden-Atlas stevig in zijn greep had. Er werd meteen begonnen met de aanleg van een spoorlijn om het erts naar Melilla te vervoeren. De frase ‘het rotten der botten’ beschrijft volgens Tirawinino, anders dan in het epos, geen dreigement of feit, maar een beklemmend voorgevoel:

O berg van Ouksane, Mohamed (= Bouhmara) heeft je verkocht.
O berg van Ouksane, het is daar dat de christen bouwt.
O berg van Ouksane, o het rotten der botten.
De christen heeft je bezet, slaat palen in de grond
O berg van Ouksane, waar de delfstof omhoog komt.
Waar het zilver omhoog komt, zullen de  landen in oorlog raken.

Bij de Ait Waryaghar circuleerde in die tijd een gedicht dat op vergelijkbare wijze dezelfde voorgevoelens uitdrukt. Het is ook opgenomen in de lange versie van het epos en vóór 1915 vastgelegd door de Franse onderzoeker Biarnay. Ook dit gedicht focust op een berg, het Hamam-gebergte, waar eveneens mineralen in de grond zaten. Daarom deed Bouhmara in 1908 een poging om het land van de Waryaghar te bezetten. De Waryaghar zetten het slagveld onder water door de irrigatiekanalen te openen. Het leger van Bouhmara liep vast in de modder en werd vernietigend verslagen (izri 33 op deze site viert deze overwinning). Nog in hetzelfde jaar werd hij definitief uit de Rif verdreven.

O mijn zoon, o bergen van Hamam, het is jullie schuld dat we geen vrede hebben!
Je wateren zijn fris, ze doen bomen in overvloed groeien.

Behalve de startzin van Dhar Ubarran is ook het lange fragment over het verdriet van de nabestaanden gemodelleerd naar een gedicht van de Guelaya. Dit gedicht gaat over de dood van Mohamed Amezian, de leider van het verzet tegen de Spanjaarden. Hij slaagde er lange tijd in de Spaanse expansie te vertragen. Na drie jaar strijd was de situatie hopeloos geworden. Op de hielen gezeten door Spaanse troepen liep hij in een hinderlaag, samen met dertig kameraden (1912). Slechts enkelen overleefden het. 

In het gedicht wordt de euforie van de Spanjaarden tegenover het verdriet van Amezians dochter Habiba gezet. De beschrijving van het verdriet van Khedouj of Fettouch in het epos is gemodelleerd naar de tweede helft van dit gedicht. De verwoording van de zinnen is anders, maar werkt in vier gevallen toe naar hetzelfde eindrijm. De vertaling is niet betrouwbaar, mede omdat de presentatie van Khalafi erg onoverzichtelijk is. Ik heb de relevante regels van het epos toegevoegd (cursief). De volgorde daarvan is ongewijzigd, maar er zijn wel enkele regels weggelaten. Na de stippellijnen staat het Riffijnse rijmwoord van beide gedichten.

Sidi Muhemmed is in de avond gestorven.
De christen heeft hem meegenomen(?) en in een koets gelegd.
In Azru Uhammar heeft hij zijn triomflied gezongen.
Al zijn kameraden zijn gesneuveld (?) op vijf na. ……………….…….. xemsa
   Toen ze terugkeerden, keerden ze terug met vijf. ………………….  xemsa
Habiba verwelkomde hen en vroeg hoe het met haar vader was. ….. baba
   En ze vraagt me: “Oom, waar is mijn vader heen?” ……………….. baba
Ze antwoordden: “Je vader is dood, een bom heeft hem gedood.” … ḥarraqa
    “Jouw vader is een moedjahid, gedood door het machinepistool.”  ḥarraqa
Zij schreeuwde en wierp zich ter aarde.
Haar hart werd donker en zij vergoot tranen. (?)  …………………….. umetta
   In tranen uitgebarsten. ………………………………………………… umettta

Merkwaardig is overigens dat het epos ook het detail heeft overgenomen dat slechts vijf van de strijders het hebben overleefd, terwijl het epos in de regel daarvóór stelt dat de Ait Waryaghar met 1200 man ten strijde trokken. Dhar Ubarran is het epos van een gewonnen slag, maar je kunt moeilijk volhouden dat je de slag gewonnen hebt als er 1195 van de 1200 dood gaan. Vertalers worstelen er ook mee. Sommigen vertalen dat er slechts vijf zijn gedood in plaats van dat er slechts vijf in leven zijn. Als je recht doet aan de ontlening is dit niet correct. Maar in de context van Dhar Ubarran kan het getal ook een andere betekenis aannemen. 

De twee gedichten hierboven zijn beide afkomstig uit het artikel van Khalafi, maar hij legt geen verband met het epos. Volgens Tirawinino bevat de lange versie van het epos wel vier andere gedichten die gemaakt zijn in de tijd van Mohamed Amezian of daar in ieder geval naar verwijzen. Ook Khalafi dateert een van deze fragmenten in die tijd. Maar volgens mij klopt dit niet, want drie van de gedichten gaan over de langdurige strijd om Tizi Azza. Daar zaten in de tijd van Amezian nog geen Spanjaarden. Het vierde fragment gaat over de vlucht van de Spaanse troepen naar Melilla. Dat kan naar beide oorlogen verwijzen.

De twee bewerkte ontleningen in het epos plaatsen het in een historische en literaire traditie. Ook de structuur van het epos is mogelijk gebaseerd op een literaire traditie. De structuur heeft een aantal kenmerken gemeen met drie lange gedichten van de Ibuqquyen die gepubliceerd zijn door Biarnay. Ze worden besproken in het hoofdstuk Boer zoekt vrouw. Maar waarom die van de buurman? Ik noem ze daar ‘formulegedichten’. Deze gedichten, over rivaliteit in de liefde, hebben de volgende kenmerken:
– Ze starten met een een korte, identieke kernpassage.
– Ook in de loop van het gedicht komen soms identieke halve of hele versregels voor (‘formuleverzen’).
– Er is een duidelijke chronologische verhaallijn met vergelijkbare ontwikkelingen.
– Het verhaal wordt episodisch verteld, in min of meer afgeronde eenheden.
– De gedichten hebben twee basale rijmklanken, de ene vooral voor de introductie, de andere vooral voor het vervolg.

De meeste kenmerken gelden ook voor het epos. Ook dit start met een kernpassage, waarna op episodische wijze een verhaal over de slag om Dhar Ubarran verteld wordt. Verder heeft het twee centrale rijmklanken, waarvan de ene rijmklank de introductie domineert en de andere het vervolg. Dit geldt eveneens voor de versies van Hart.

Of er ook ‘formueverzen’ in voorkomen is moeilijk te beoordelen. Wel is in de korte versies van Hart een zekere verhaallijn te bespeuren. Dit verhaal wordt niet chronologisch verteld maar de afwijkingen van de chronologie zijn gemakkelijk te plaatsen als terugblik of vooruitblik. Dit geldt echter veel minder voor het epos. Dit heeft, met name in het middelste gedeelte, geen duidelijke verhaallijn en een duistere chronologie.

Het epos wijkt op nog een andere manier af. Het heeft dan wel een kernpassage, maar die is uitgerekt tot een regel of tien. Dat is wel erg lang voor een introductie; de kernpassage is het langste samenhangende fragment van het epos. Vijf regels van deze passage borduren voort op het thema ‘bedrog’, volgens mij in een poëtisch spel met de vraag of de Spanjaard nu de bedrieger is of de bedrogene (zie het hoofdstuk Van strijd naar rouw, van rouw naar strijd). 

Van deze vijf regels heb ik geen sporen gevonden in korte oorlogsizran of in de versies van David Hart. Van de meeste andere regels in het epos is wél een equivalent te vinden. Ze kunnen een echo zijn van gedichten uit de tijd van Mohamed Amezian (zoals hierboven betoogd) en twaalf komen er voor in de versies van Hart. Drie van deze regels, waarin de strijders en hun vrouwen geprezen worden, kunnen ook voorkomen als zelfstandig gedicht. Ze zitten overigens niet in alle varianten van het epos.

Een ongewoon lange introductie met een intellectueel aandoende bespiegeling over het thema bedrog, waarvan mogelijk geen varianten zijn overgeleverd. Het kan erop wijzen dat deze regels niet in de jaren twintig gemaakt zijn, maar pas veel later.

Maar is dat erg? Gedichten over heldendaden hoeven niet meteen gemaakt te worden. Het nationalistische lied over de heldendaden van de kaper Piet Hein is ook pas in 1844 gemaakt, toen hij al meer dan tweehonderd jaar dood was en het ingeslapen Nederland wel een oppepper kon gebruiken. Wel schijnen er in zijn tijd al liederen te hebben bestaan waarin ‘Hein’ rijmt op ‘klein’ en ‘groot’ op ‘vloot’. Dat lijkt dus wel wat op de mogelijke ontstaansgeschiedenis van het epos Dhar Ubarran.

Reacties zijn gesloten.