Ghir Khoudouni, Neem mij toch mee, uit 1974, is een van de bekendste liederen van Nass el Ghiwane. Waarschijnlijk is de tekst geschreven door Boujemâa Ahgour. Kort na de registratie van dit lied zou hij plotseling overlijden, wat aanleiding gaf tot talrijke geruchten en speculaties. De geruchten werden aangewakkerd doordat Nass el Ghiwane nog vele jaren daarna, als eerbetoon, zou optreden met een extra stoel op het podium waarop het portret en de muziekinstrumenten van Boujemâa stonden.
غيرْ خُودُونِي |
Neem mij toch mee |
يا ذا الرِّيْم منها مَوْلـُـوعْ Ya dha er-rim! min-ha mawluɛ |
O wat een gazelle! door haar ben ik verwond |
مَرْحَبْتِي به إلى جَانِـــــي Merḥabti bi-h, ila ja-ni |
Zij is welkom, als ze bij mij komt |
ولا زلت منها ملســــوع Wa la zelt min-ha melsuɛ |
En ik blijf om haar in brand staan |
ولو عل لَحْبَل مَشَّانـِــــي Wa law ɛla l-ḥbel mcca-ni |
Al zou zij mij op het koord doen gaan |
غيرْ خُودُونِي . . . لله غير خودونـــــــي Ɣir xudu-ni, lilah, ɣir xudu-ni |
Neem mij toch mee, om godswil, neem mij toch mee |
روحي نْهِيبْ لَفـْدَاكم غير خدونـــــــــي Ruḥ-i nhib le-fda-kum, ɣir xudu-ni |
Ik bied jullie mijn ziel als offer, neem mij toch mee |
[مَعْدُوم وُلـْفـِــي . . . لله دلونــــــــــــي Meɛdum (min) wulf-i, lilah dlu-ni] |
[Verstoken van mijn dierbare(n), om godswil, wijs me de weg] |
ما صابر عل اللي مشاو . . . أنا ما صابر Ma ṣabr ɛla lli mcaw, ana ma ṣabr |
Ik berust niet in hen die gegaan zijn, ik berust er niet in |
صفايح ف يدين حداد أنا ما صابـــــــــــر Ṣfayeḥ fi yeddin (l)ḥaddad, ana ma ṣabr |
Hoeven in de handen van de smid, ik berust er niet in |
غيرْ خُودُونِي . . . لله غير خودونـــــــي Ɣir xudu-ni, lilah, ɣir xudu-ni |
Neem mij toch mee, om godswil, neem mij toch mee |
قلبي جا بين يدين حــداد Qalb-i ja bin yeddin (l)ḥaddad |
Mijn hart kwam tussen de handen van de smid |
حداد ما يْحنْ ما يشفق عليه Ḥaddad ma yḥen, ma ycfaq ɛli-h |
De smid heeft geen erbarmen, geen genade |
يزنل ضربة عل الضربة Ynzel ḍerba ɛla l-ḍerba |
Slag daalt neer op slag |
وإلى برد زاد النار عليــــــه` U ila bred, zad n-nar ɛli-h |
En als het afkoelt, blaast hij het vuur aan |
غيرْ خُودُونِي . . . لله غير خودونـــــــي Ɣir xudu-ni, lilah, ɣir xudu-ni |
Neem mij toch mee, om godswil, neem mij toch mee |
سيل سيل يا الدم المغدور Sil, sil, ya d-demm el-maɣdur |
Spuit, spuit, o verraden bloed |
تراب الأرض محال ينســـــاك Trab el-arḍ muḥal ynsak |
Het zand van de aarde zal je nooit vergeten |
وحوش الغابة ترهبات منـــك Wuḥuc el-ɣaba trahbet min-ek |
De wilde dieren van het bos zijn bang voor je |
السم ف الصحاري جافل منك S-sem fi ṣ-ṣaḥari jafel min-ek |
Het gif in de woestijnen schuwt je |
[دم المغدور ما نْسْلّمْ فيــــــــه Demm el-maɣdur ma nsellem fi-h] |
[Het bloed van de verradene zal ik niet negeren] |
[حق الظلوم أنا مـــا نــــدوزه Ḥaq ẓ-ẓalum ana ma nduz-u] |
[Aan het recht der verdrukten zal ik niet voorbijgaan] |
يا طاعني من خلفي Ya ṭaɛn-i min (l)xelf-i |
O steek mij maar van achteren neer |
. . . موت وحدة هي Mut waḥda hiya |
Er is maar één dood |
غيرْ خُودُونِي . . . لله غير خودونـــــــي Ɣir xudu-ni, lilah, ɣir xudu-ni |
Neem mij toch mee, om godswil, neem mij toch mee |
De regels tussen vierkante haken zijn wel te lezen in tekstversies (*1) en te horen op live opnames, maar niet op officiële opnames. Ghir Khoudouni gaat naadloos over in het lied Baba Hammouda. Dit gaat vooral over de teloorgang van Marokkaanse tradities.
.
Ghir Khoudouni begint als een lied waarin de dichter smacht naar de liefde maar eindigt als een lied waarin de dichter smacht naar de dood. Om hem te verlossen uit zijn liefdeslijden? Of om hem te verlossen uit een ander lijden? De tekst is moeilijk te doorgronden, omdat het perspectief voortdurend lijkt te verschuiven. Wie is ‘ik’, wie is ‘zij’, wie zijn ‘jullie’, wie zijn ‘zij’?
O wat een gazelle!
In het eerste kwatrijn verwelkomt de dichter de komst van de gazelle (rim), een traditioneel beeld voor de vrouwelijke geliefde. Rim staat voor een witte gazelle met grote donkere ogen en is ook een meisjesnaam. Het hevige gevoel van liefde wordt beschreven met beelden uit de traditionele Arabische poëzie: verliefdheid maakt je ziek, verwondt je, verbrandt je. En de liefde kan je het koord op doen gaan, je in gevaarlijke situaties brengen.
Daarna lijkt het perspectief te verschuiven. In de eerste regel van het volgende kwatrijn, die ook als titel en refrein fungeert, smeekt de dichter om verlost te worden uit zijn lijden: Neem mij toch mee. Wat volgt, voelt als een verklaring voor zijn verlangen om ‘meegenomen’ te worden. De oorzaak kan nog steeds een wanhopige, onbeantwoorde liefde voor de gazelle uit het eerste couplet zijn, zoals gesuggereerd wordt door het enkelvoudige welf-i: mijn dierbare.
Ik berust er niet in
Het woord welf kan echter ook staan voor meerdere dierbaren en de andere regels zijn nadrukkelijk in het meervoud geformuleerd. De dichter biedt zijn ziel aan om voor jullie te offeren, verontrust zich over hen die gegaan zijn. Als de gazelle uit de eerste strofe hier nog steeds boven zweeft, verbeeldt deze niet meer één persoon, maar een aantal verwanten en vrienden, of misschien zelfs de geboortestreek of het vaderland. De dichter weigert in het vertrek van zijn dierbaren te berusten en de gevaarlijke situatie die hij in de eerste strofe wilde trotseren, is inmiddels gegroeid tot de bereidheid zichzelf te offeren.
Dit roept de vraag op voor wie de dichter zich wil opofferen en wie er gegaan zijn.
Mogelijk wordt gedoeld op de velen die in de voorafgaande jaren, op de vlucht voor armoede en honger, van het platteland naar de stad waren getrokken of naar Europa. Dit leidde, samen met de groeiende invloed van de westerse cultuur, tot een sociale en culturele ontworteling. De nostalgie naar een gemeenschap die uit elkaar is gevallen, is het centrale thema in de oudere liederen van Nass el Ghiwane. Het is echter niet zo duidelijk hoe het offer van de dichter deze mensen zou kunnen helpen.
Fedayin
Een andere mogelijkheid is dat verwezen wordt naar thema’s die in later werk een grotere rol gaan spelen: maatschappelijk onrecht, de bezetting van Palestina. Volgens de auteurs van een studie over Nass el Ghiwane markeert het lied Ghir Khoudouni de overgang naar een thematiek waarin protest en verzet centraal staan: “Onrechtvaardigheid in het algemeen, het verloren land van Palestina, de dood van een lid van de groep (…), de bevrijding van het volk door de istišhad (het martelaarschap), de verwerping van leiders die onrecht in stand houden en goedpraten.” (p.23) (*2)
Binnen deze thematiek kan hen die gegaan zijn verwijzen naar Palestijnen die zijn gevlucht, verdreven van hun grond of gestorven door Israëlisch geweld. Het zal geen toeval zijn dat in de tweede regel het woord fada (opofferen) wordt gebruikt: het is ook de kern van het woord fedayin (‘zij die zichzelf offeren’), dat gebruikt wordt voor Palestijnse vrijheidsstrijders, die aanslagen pleegden in Israël.
Opstand
Deze thema’s zijn niet los te zien van de repressie in die tijd. In het voorjaar van 1973, een jaar voordat het lied werd uitgebracht, wordt in Marokko een studentenopstand neergeslagen en er volgen tientallen arrestaties. In de maanden daarna worden ook honderden aanhangers van de socialistische partij UNFP opgepakt, van wie er velen jarenlange gevangenisstraffen krijgen en en sommigen de doodstraf. Zij voegen zich bij de duizenden die in de jaren daarvoor zijn opgesloten, geëxecuteerd, vermoord of verdwenen.
Op het pan-Arabische vlak kan ‘degenen die gegaan zijn’ verwijzen naar Palestijnen die zijn gevlucht, verdreven, gedeporteerd, of gedood. Het zal geen toeval zijn dat in de tweede regel het woord fada (opofferen) wordt gebruikt: het is ook de kern van het woord fedayin (‘zij die zichzelf offeren’), de naam voor Palestijnse vrijheidsstrijders die aanslagen pleegden in Israël.
Oktoberoorlog
Het kan ook gaan om Arabische slachtoffers van oorlogsgeweld. In 1973 vond de Oktoberoorlog plaats. Egyptische en Syrische legers probeerden toen de gebieden te heroveren die in 1967 door Israël bezet waren. Er deden ook Marokkaanse troepen mee. Na aanvankelijke successen werden de Syrische en Egyptische legers weer teruggedreven. (*3)
De geruchtmakende vergismoord op de Marokkaanse kelner Ahmed Bouchikhi kan een rol gespeeld hebben bij de totstandkoming van dit lied. Bouchikhi werd in augustus 1973 in Noorwegen doorzeefd met dertien kogels door een commando van de Mossad. Ze hadden hem aangezien voor een Palestijn die op een dodenlijst stond van verantwoordelijken voor de gijzeling (en de dood) van elf Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in München in 1972. Na de vergismoord werden de liquidaties opgeschort.
Tussen de handen van de smid
In de derde strofe lijken we weer terug te zijn bij de ongeneeslijke liefdespijn van het begin, maar nu geïntensiveerd tot een marteling door de smid. In de slotregel van het vorige kwatrijn heeft de smid de hoeven van een paard onder handen genomen, inmiddels heeft hij het hart van de dichter te pakken.
De beelden (het verwonde hart, het brandende hart) zijn een echo van de beschrijving van de liefdespijn in het begin. Maar de martelende pijn die de dichter ervaart, betreft nu niet meer een afwezige geliefde maar allen in zijn omgeving die gegaan zijn. Aan zijn drang om zich voor hen op te offeren zal nooit een einde komen, want telkens opnieuw blaast de smid het vuur aan.
De tekst is overigens gebaseerd op een kwatrijn van de populaire Marokkaanse soefi-dichter Abderrahman El Mejdoub. Belangrijke thema’s in het werk van deze zestiende-eeuwse, maatschappijkritische dichter waren moreel verval, onrecht en sociale wantoestanden. (*4)
Verraden bloed
De volgende strofe lijkt duidelijk te refereren aan de onderdrukking van de Palestijnen of de Oktoberoorlog. Het verraden bloed wordt ertoe aangezet om te spuiten. ‘Verraden bloed’ (demm l-maɣdur) is een Arabische zegswijze voor iemand die op verraderlijke wijze, door een ongeluk of door geweld, om het leven is gekomen. Maɣdur wordt vaak vertaald als ‘slachtoffer’.
In principe kan nog steeds de dichter aan het woord zijn, maar tegenstelling tot alle andere strofes en het refrein ontbreekt het woord ‘ik’ of ‘mij(n)’. Bovendien leggen de laatste drie regels een sterke nadruk op het eigenaarschap van het land: de aarde zal het verraden bloed nooit vergeten, de dieren van het land zullen het lijk respecteren: het offer zal aanvaard worden. Het ligt niet voor de hand dat iemand die in Marokko geboren is, zo nadrukkelijk stelt dat het zíjn land is waarin hij sterft.
In het laatste kwatrijn ligt het perspectief opnieuw bij de dichter. Met de eerste twee regels is overigens iets merkwaardigs aan de hand: ze staan wel in tekstversies en zijn te horen op concertregistraties, maar ze worden niet gezongen in officiële registraties van het lied. Misschien was de Marokkaanse censuur er niet zo blij mee.
Mes in de rug
In deze twee regels specificeert de dichter wat hij bedoelde toen hij verzuchtte dat hij niet wil berusten in hen die gegaan zijn en dat hij bereid is zijn ziel als offer aan te bieden. Hij zal opkomen voor de rechten van de verdrukten en hij zal het verraden bloed nooit vergeten. Daarmee roept hij impliciet op tot wraak, of in ieder geval strijd. De laatste regels maken duidelijk dat hij niet bang is voor de dood. Je sterft immers maar één keer.
Deze slotregels wringen. De dichter is bereid te sterven, maar waarom moet hij op even lafhartige wijze aan zijn einde komen als het verraden bloed, door een mes in de rug? Het is kennelijk niet de gewapende strijd waarin hij wil sterven. Hij stelt zich niet op als iemand die, fictief, de wapens wil oppakken, maar treedt naar buiten als de auteur van het lied. In het openbaar schreeuwt hij zijn woede uit over al het onrecht, zowel buiten als binnen Marokko, en hij doet dit in het volle besef dat hij daarvoor de prijs zal betalen.
Tijdens het laatste refrein is op de achtergrond een afgrijselijk gekrijs te horen.
Is het een versmade minnaar die zijn verzengende liefdesverdriet uitschreeuwt?
Is het een wanhopige achterblijver die zijn naasten een voor een ziet vertrekken?
Is het een Marokkaanse activist die wegkwijnt in een cel?
Is het een Palestijnse strijder of Arabische soldaat die ligt te creperen op het slagveld?
Of is het een dichter die het recht op het vrije woord heeft opgeëist en doodgemarteld wordt in een Marokkaanse gevangenis?
(*1) Ze staan ook in de tekstboekjes die ik in 1984 in Marokko heb gekocht. Ik had alle boekhandels van Fez, Goulimine en Taroudant afgelopen om te informeren naar tekstboekjes en ze keken me aan alsof ze water zagen branden. Uiteindelijk vond ik ze op een soek in Nador.
(*2) Mohamed Dernouny, Boujemâa Zoulef, Naissance d’un chant protestataire: le groupe marocain Nass el Ghiwane. In: Peuples Méditerranéens, 1980, p.3-31. Ik heb in het citaat de verwijzing naar de verdwenen orale traditie weggelaten, omdat daaraan niet gerefereerd wordt in Ghir Khoudouni. De verdwenen orale traditie speelt wel een belangrijke rol in het lied Baba Hammouda, dat meestal zonder pauze na Ghir Khoudouni wordt vertolkt.
(*3) Tijdens de Oktoberoorlog woonde ik in een studentenflat in Utrecht. Daar verbleven ook twee Israëliërs, die diergeneeskunde studeerden: Avi en Ronnie. Toen de oorlog uitbrak, vertrokken ze onmiddellijk naar Israël. Avi kwam weer terug; Ronnie werd opgeblazen in zijn tank.
(*4) Dernouny en Zoulef, p.16 en 31.
Links
Studio-opame https://www.youtube.com/watch?v=nQHO0N83d38
Live opname uit 1987 in Casablanca, waarin ook de regels worden gezongen die op de officiële opname ontbreken. https://www.youtube.com/watch?v=YjYIul-agrU