De afwezige geliefde (M)

 

In de izran van vrouwen hangt de afwezigheid van de geliefde meestal samen met migratie. In die van de mannen niet. Bijna alle izran over een onbereikbare geliefde zijn van de Ait Iznassen.

 

81. Renisio 1932,  p.200. Ait Iznassen.

Lalla, ai ten illan sadwi waxxam uzaf,
Iexs icem wul inu mani cem ɣa ittaf?

O vrouw, jij die je bevindt in een haren tent,
Je hebt mijn hart nodig, maar waar zul je het vinden?

 

83. Renisio 1932, p.201. Ait Iznassen.

A yaẓru em Bu Zemmur, yucax Rebbi errib,
Dcek a ur di tedjid Mama axfi treggeb.

O rots van Bouzemmour, moge de Heer jou doen instorten,
Jij die verhindert dat Mama mij ziet.

 

103. Renisio 1932, p.203. Ait Iznassen.

Tegguj, xeiti, tegguj tuca y-wadrar truḥ,
Tiɣeidet en uzɣar en waccawen Meṭruḥ.

Zij heeft haar kamp opgebroken, mijn zuster, ze is vertrokken naar de bergen,
Het gazellekalfje van de toppen van de Metroh.

 

114. Renisio 1932, p.204. Ait Iznassen.

Tusid di luɛar mani ṭaṛu tejḍiṭ,
Ur čawar yuɣmaz ula darmaz en tiṭṭ.

Jij bevindt je op een ontoegankelijke plek waar de vogel eieren legt,
Waar de oogwenk en het gebaar geen effect sorteren.

 

121. Renisio 1932, p. 205. Ait Iznassen.

Tarbat yisin arḥil, arḥil tezwa Melwixt,
Erreted, a leḥbab, laɛɜqal inu tiwixt!

Dat jonge meisje dat de bagage meeneemt en de Moulouya doorkruist,
Breng haar terug naar mij, o mijn vrienden, zij neemt mijn ziel mee!

 

76. Renisio 1932, p.200. Ait Iznassen.

Exliɣ ennhar ennhar traɛiɣ titziwin,
Traɛiɣ imersal en Mama ur d usin.

Ik heb de hele dag doorgebracht turend naar de bergpassen,
Om de gezanten van Mama te bespeuren die niet gekomen zijn.

[Dit zal wel te maken hebben met onderhandelingen over een huwelijk.]

 

90. Renisio 1932, p.202. Ait Iznassen.

Txil, a bennai, ebna ur suɛlei leṣwar.
Eğ manis ɣa treggeb tiṭṭ u wujḍiḍ el ḥurr.

Ik smeek je, o metselaar, trek de muren niet te hoog op.
Laat ruimte voor de blik van het oog op de edele vogel.

 

61. Justinard 1926, p.62. Igzennayen.

Aya ralla,
Ui g afin, a Rabbi, lsbab ad din irah,
Ad din iaf meḍduah atbidd di lmraḥ,
Addud am aɣanim, taggač am ṭfaḥ,
Ad din ikk yumein uis tlata addireḥ,
Ad icuq axceb n tzaiart agd tfaḥ?

O vrouw,
Hoe, o Heer, het middel te vinden om er te komen,
En om op de binnenplaats een vrouw aan te treffen, rechtop,
Rank als een rietstengel, als een appel de wang,
Om er twee dagen te blijven en de derde weg te gaan,
Door de braambosjes en ook door wijngaard of appelboomgaard?

[Ik heb het vertaald als één zin. Dit spoort wel met de vertaling van Justinard, maar zulke lange zinnen zijn erg ongebruikelijk. In de meeste izran (ook de langere) bestaat elke zin uit een of maximaal twee regels. Aan de andere kant: de laatste vier regels van deze izri beginnen alle met ad. Dit suggereert dat de auteur een vierdelige opsomming wilde maken.]

 

Reacties zijn gesloten.