Geluk in de liefde (V)

 

De gelukkige liefde is dungezaaid in de izran, maar ik heb er toch een stuk of vijf kunnen vinden. De voorlaatste is eerder een aanval van verliefdheid.

 

255. Joseph&Joseph 1987, p.106. Ait Waryaghar of Ibuqquyen.

Nic ta-lif-inu nu-sed n-kuss n-kuss,
Amrkaz uwahta ur-re-adder u-sin-kus.

Mijn liefje en ik zijn hetzelfde, hetzelfde,
Vol van liefde, als een glas muntthee dat overloopt.

Joseph&Joseph:
De thee verwijst naar de theeceremonie die voorafgaat aan de huwelijksonderhandelingen en samen thee drinken is een beeld voor seks. Volgens Joseph en Joseph werd deze izri zeer gewaardeerd, onder meer vanwege de wijze waarop de wederzijdsheid van de gevoelens wordt uitgedrukt door de herhaling van ‘hetzelfde’.

 

213. Hart 1976, p.479; overgenomen door Joseph&Joseph 1987, p.102. Ait Waryaghar.

Ixaccad g-unibdu, ixacindi ibihiten,
Ixaccad ucinnid ux-ufud ifutixen

De zomer is gekomen, en nam de liefde met zich mee.
Ik heb tegen de knie van mijn lieveling kunnen liggen.

 

215. Hart 1976, p.479; overgenomen door Joseph&Joseph 1987, p.105. Ait Waryaghar.

Abrid n-tumubil arra Tanja dihad
Axdim allif axdim arumduru wahid

De hoofdstraat naar Tanger houdt daar op.
Daar werkt mijn liefje en deze zomer komt hij met me trouwen.

 

257. Joseph&Joseph 1987, p.110. Ait Waryaghar of Ibuqquyen.

Nic mara mota andar-ino ye-arraza
Rif-kin t-ikfinenem a la zeza

Als ik sterf, is mijn begraafplek voorbereid:
Mijn lijkwade zal je ikfin zijn, o mijn schone.

Joseph&Joseph:
Gezongen door een vrouw vanuit een mannelijke optiek. De ikfin, een lange doorzichtige japon, wordt bij speciale gelegenheden als overkleed gedragen. De intentie van dit gedicht is niet duidelijk. Is het een eerbetoon aan de onvoorwaardelijke liefde van haar minnaar, of zit er spot in, en vindt de zangeres dit maar overdreven? Of is het zelfs bedoeld als verwijt naar een minnaar die zijn woord van eeuwige liefde niet heeft gehouden?

 

30. Biarnay 1917, p. 352. Ait Waryaghar.

A Mulei-nnaɣ,
Ya ḥaik-a ama-ink, ama-inu?
G-ir-ink, ay-uma-inu!

O onze Meester,
Deze haik, is hij van jou, is hij van mij?
Aan jouw hals (zal ik sterven), o mijn broer!

Biarnay:
Een izri van vrouwen. Een ḥaik is een kledingstuk. [Mulei-nnaɣ betekent letterlijk ‘onze meester’ maar het wordt door de bronnen ook vertaald als ‘verloofde’ of ‘bruidegom’. Deze invulling spoort met de slotwoorden ay-uma-inu, letterlijk ‘o mijn broer’. Dit is bijna altijd een koosnaampje voor de geliefde. Wordt de onvoorwaardelijke liefde hier uitgedrukt, doordat ze elkaars kleren dragen?]

 

172. Renisio 1932, p.213. Ait Iznassen.

A imma dimmas
Dwaydi uxammas!
Wa llah, ma innayi u la enniɣas
Ɣir iḥadayi uḍiɣas.

O mijn moeder! O zijn moeder
Van die hond van een khammas!
Bij God, hij zei niets, ik zei niets
Maar hij hoefde me maar aan te raken of ik viel in zijn armen.

[Een khammas werkt voor een andere boer in ruil voor een vijfde van de oogst (een vijfde is de letterlijke betekenis van khammas). “O mijn moeder” is een van de openingsfrases in izran van de Ait Iznassen. De dichteres heeft er een bijzondere draai aan gegeven.]

 

240. Terri Brint Joseph 1980, p.430; ook opgenomen in Joseph&Joseph 1987, p.110. Ait Waryaghar of Ibuqquyen.

Eni mi cem rahgah a yah denub
Donue gui a lef-ino mani tiggut l’kul i-ktub

“Waar zal ik je laten, mijn arme kleine?”
Stop me, mijn liefje, waar je je boek bewaart.

Terri Brint Joseph:
De vraag wordt gesteld door de vriend. Het meisje antwoordt dat hij haar maar in zijn binnenzak moet stoppen, zodat ze altijd bij hem is. Joseph voegt toe dat denub, vertaald als ‘arme kleine’, meestal wordt gebruikt voor kleine kinderen, maar in dit geval een koosnaampje is. Lef-ino, vertaald als ‘mijn liefje’, zijn de woorden waarmee de geliefde wordt aangesproken. Lef (of liff) betekent ook ‘alliantie’, de verbintenis die je sluit met anderen om daar wederzijds voordeel van te hebben. [Het heeft dus ook de gevoelswaarde van het Nederlandse ‘kameraad’ of ‘maatje’.]

[De liff is volgens Joseph&Joseph en Hart een centraal begrip in de organisatie van de Riffijnse samenleving. Het belangrijkst zijn natuurlijk de familierelaties en de stamverwantschap, maar daarnaast en daardoorheen bestaat er een ingewikkeld systeem van voortdurend wisselende allianties.
Opvallend is dat de affectieve betekenis van het woord liff  niet voorkomt in de izran uit de eerste helft van de vorige eeuw. In de izran uit de centrale Rif sprak de vrouw, en soms ook de man, de geliefde aan als ‘mijn duif’: ḥmam-inu. In de izran van mannen óver vrouwen is de vrouw een patrijs (taskurt); de man ziet zichzelf als roofvogel (meestal baz, valk.) Volgens Hart gebeurde dit alleen in de izran van de professionele muzikanten (de imdyazen).]

 

 

 

Reacties zijn gesloten.