Hennaliederen en zo

 

De uitgebreidste verzameling rituele liederen staat in het werk van de Spaanse musicoloog Julio Ruda (p.219-244). Ze zijn afkomstig van de Guelaya (Iquerayen) en genoteerd in het begin van de eenentwintigste eeuw. Behalve tekst en vertaling geeft hij ook de muzieknotatie van deze liederen. Het zijn vooral liederen die gezongen worden bij het aanbrengen van de henna, op de eerste en tweede dag van het bruiloftsfeest (Ruda vermeldt overigens alleen de tweede dag). Sommige teksten hebben meer melodieën. Volgens Ruda wordt daarmee het verschil tussen stammen of groepen benadrukt. De beschrijving die Ruda van het huwelijksfeest geeft heb ik toegevoegd aan: Achtergrond: Vrouwen voor het voetlicht.

Ook andere auteurs vermelden rituele verzen. De kernwoorden amimun en amesɛud, beide van Arabische herkomst, worden verschillend vertaald. Ik sluit zoveel mogelijk aan bij de auteurs, maar vertaal deze woorden binnen één gedicht wel telkens met hetzelfde woord.

 

1. Hennaliederen

1.1 Voor vrouw en man (Ruda p.232, Guelaya omstreeks 2000).
Volgens Ruda komt dit vers het vaakst voor.

A rḥenni neɣ (a)d amimun,
A rḥenni ya nneɣ d amimun,
A d amimun d amesɛud,
A d amimun d amesɛud.
Deze henna is onze vreugde,
Deze henna is onze vreugde,
Ze is vreugde en geluk,
Ze is vreugde en geluk.

1.2
In het werk van Hamú Haddú staat een variant (p.102 en 163, Guelaya omstreeks 2000). Ze stelt dat rituele verzen vaak slechts enkele woorden bevatten, die een paar keer herhaald worden,

Ya rḥenni ya d amimun, ya rḥenni ya nneɣ d amimun,
Ya d amimum d amesɛud, ya d amimun ya d amesɛud.

O de henna, zij is gelukkig, o onze henna zij is gelukkig,
Ze is gelukkig, zij is gezegend, o ze is gelukkig, o ze is gezegend.

 

1.3 Voor vrouw en man (Ruda p.235, Guelaya omstreeks 2000)

Rḥenni nneɣ d amimun,
A rḥenni d amimun,
Ay Arebbi ggit d amimun.
De henna is onze vreugde,
De henna is vreugde,
O onze Heer geeft vreugde.

1.4
Een variant, nogal losjes genoteerd en vertaald, staat in het werk van Hart, jaren vijftig bij de Ait Waryaghar (p.131).

Ḥanni gai d-amimum,
Ribbi gin d-imiman.
Henna brengt geluk,
Moge onze Heer het paar geluk schenken.


1.5 Voor vrouw en man, in dit geval een man (Ruda p.234, Gualaya omstreeks 2000)

A rḥenni wa nneɣ d amimun,
A d amimun a d amesɛud.
A rḥenni wa nneɣ d amimun,
A d amimun a d amesɛud.
A rḥenni ya d aziza,
Yugi ad aneɣ yeddez,
Muray d amezyan yarsa x as uzidjez.
Deze henna is onze vreugde,
Zij is vreugde en geluk.
Deze henna is onze vreugde,
Zij is vreugde en geluk.
Deze henna is groen,
Zij wil niet gestampt worden,
De jonge verloofde is vertederend.


1.6
De henna die tegenstribbelt bij het stampen komt ook voor bij Hamú Haddú (p.93 en 162, Guelaya omstreeks 2000). Volgens Hamú Haddú is er een verband tussen de henna die nog groen is, en dus niet droog genoeg om te stampen, en het meisje of de jongen, die eigenlijk nog te jong zijn om te trouwen.

Ya rḥenni d aziza a yug adayi iddez;
Taḥenjaat ttamzyant yasa xas uzid-jjez.

Wee de nog groene henna, ze wil niet dat ik haar stamp;
Bij het jonge meisje is een diep verdriet ontstaan.

 

1.7 (Hamú Haddú, p.93 en 162)

Ya rḥenni d aziza a yug ad anɣ yddez;
Ay anybu d amzzyan a yarsa xas uzid-jjez.

Wee de nog groene henna, zij wil niet dat wij haar stampen;
Bij de kleine jongen is een diep verdriet ontstaan.


1.8 Voor vrouw (Hamú Haddú, p.164)

Lalla tasrit nneɣ ntedzam rḥenni,
A ntedzam rḥenni nteksam anuri,
A taddaat m babam i ca wa tiri.

O onze bruid, wij stampen de henna voor je,
Wij stampen de henna, wij nemen je verdriet weg.
Moge het huis van je vader niets voor je betekenen.

 

1.9 Voor man (Hart p.131, Ait Waryaghar, jaren vijftig, in het Arabisch)

Bism-illah qaddim Rbbi,
Qaddim Muḥammad n-Nbi.

In de naam van God, zet onze Heer op de eerste plaats,
Zet Mohammed de Profeet op de eerste plaats.

 

1.10 Voor man (Ruda p.236, Guelaya omstreeks 2000)

Ay a Mennana, aya mennana,
Arebbi mulay.
Ay a eggent as (aya) rḥenni,
Aya i muray de aɛezri.
O Mennana, O Mennana,
God is groot.
Breng de henna aan
Bij de ongetrouwde bruidegom.


1.11 Voor man (Ruda p.237 en 238, Guelaya omstreeks 2000)
Bij mannelijke familieleden en genodigden werd ook henna aangebracht. De eerste regel is niet vertaald omdat de informante de betekenis van het woord arewwaz niet kende.

Ay arewwaz n yiri
A eggent as a rḥenni
Ay a w umas n muray d aɛezri.
……..
Breng de henna aan
Bij de ongetrouwde broer van de bruidegom.

 

2. Seboainuxaleq

Voor de bruidegom wordt op de tweede feestdag het lied gezongen dat Ruda seboainuxaleq noemt. De oudste variant is genoteerd in het werk van Coon (1932). Hij stelt dat het alleen gezongen wordt in de centrale Rif, bij de Ait Waryaghar, de Ait Ammart en de Igzennayen. Volgens Coon doen ze daar geheimzinnig over omdat anderen het lied verwerpen als heidens. Latere auteurs (Hart en Ruda) maken daar echter geen melding van. Deze versies hebben echter een andere tweede regel. In de tweede regel bij Coon wordt de aarde voorgesteld als schepper, bevrucht door de hemel. Dit klinkt inderdaad niet erg islamitisch. Als Coons bewering dat veel Riffijnen het lied beschouwden als heidens correct is, golden de bezwaren mogelijk niet voor het hele lied maar alleen voor de tweede regel.

 

2.1 Coon (p.136, eind jaren twintig, centrale Rif)

Sabḥain er-raziq, sabḥain el-xalaiq,
Sabḥain er-ruwak, el ard el-xalaiq.

Lof aan de Voorzienigheid, lof aan de Schepper,
Lof aan het Hemelgewelf, de aarde is de Schepper.

 

2.2. Hart p.131,  jaren vijftig, Ait Waryaghar.

Sabḥain r-raziq, sabḥain l-xaliq,
Sabḥain l-baqi, baɛd l-xala ɛiq.

Lof aan de Voorzienigheid, lof aan de Schepper,
Lof aan de Eeuwige, Die alle schepselen zal overleven.


2.3. Ruda, p.241, omstreeks 2000, Guelaya.
Het werk van Ruda bevat een variant. Hij stelt dat het ofwel een oorspronkelijk Arabische tekst is, ofwel een in het Arabisch vertaalde Tarifit-tekst. Hij geeft geen vertaling.

Sebḥa (i)nu xaliq, sebḥa (i)nu raziq,
Sebḥa (i)nu lbaqi, lbada xalaiq.

 

2.4
Volgens Hart wordt na ‘subhan r-raziq’ het volgende Arabischtalige lied gezongen. De verwijzingen naar nieuw en oud, goedkoop en duur, op het eind van het gedicht moet je volgens Hart interpreteren als: ‘in goede en in slechte tijden’.

Arḥamna ya-llah,
Arḥam wuldina.
Huma rabbawna,
Wardaw ɛalaina,
Huma libsuna
Bi-jdid u bali,
Huma ukluna
Bi rxis u ɣali.
Erbarm u over ons, o God,
Erbarm u over onze ouders.
Zij hebben ons grootgebracht,
Zij hebben voor ons gezorgd,
Zij hebben ons gekleed
In het nieuwe en het oude,
Zij hebben ons gevoed
Met het goedkope en het dure.

 

2.5
Een artikel van de Marokkaanse taalkundige Mohammed Saïd uit 2016 bevat een lange versie van Subḥan xaliq, subḥan raziq waarin delen van Hart’s ‘tweede lied’ voorkomen (p.82). Dit suggereert dat het om één lied gaat, bestaande uit tweeregelige coupletten, dat naar believen uitgebreid of bekort kan worden.

Mohammed Saïd presenteert het gedicht overigens onder de titel Cantique précédant l’entrée nuptiale (= gezang voorafgaand aan de komst van de bruiloftsstoet?). Hij heeft het overgenomen uit een werk van Mohamed Boudchich uit 2012 over een huwelijk bij de Ait Said. Ik heb de versregels opgesplitst om de vertaling ernaast te krijgen en interpunctie toegevoegd.

 

Ṣubḥana lxaliq,
Ṣubḥana arraziq.
Ṣubḥana albaqi,
Baɛda lxalaïq.
Rḥamna, ya Allah,
Wa rḥam jdudi.
Jdudi yafna
Taḥta alluḥudi.
Arḥam-na, ya Allah,
Wa rḥam waldi-na.
Huma rabbaw-na
Wa rdaw ɛalina-a.
Arḥam-na, ya Allah,
Wa rḥam cbabi.
Cbabi yafna
Taḥta tturabi.
Kalamu Allahi
Ḥaqqan muḥaqqaq.
Wama Muḥammad
Illa lmussaddaq.
Kalamu Allahi
Ḥaqqan ɛalyna.
Wama Muḥammad
Illa nabina.
Kalamu Allahi
Ḥaqqan naqul.
Wama Muḥammad,
lla rasul.
Lof zij de Schepper,
Lof zij de Voorziener.
Lof zij de Eeuwige,
Eeuwig na Uw schepselen.
Wees ons genadig, o God,
En wees onze voorouders genadig.
Onze voorouders zijn vergaan
Onder grafstenen.
Wees ons genadig, o God,
En wees onze ouders genadig.
Zij hebben ons grootgebracht
En ons hun zegen gegeven.
Wees ons genadig, o God,
En wees mijn jeugd genadig.
Mijn jeugd zal vergaan
Onder de grond.
De woorden van God
Zijn waarlijk waarachtig.
En Mohammed
Hij is de geloofwaardige.
De woorden van God
Zijn waarachtig voor ons.
En Mohammed,
Hij is de profeet.
De woorden van God
Verklaren wij voor waar.
En Mohammed,
Hij is de boodschapper.

 

3. Ayettum

Dit lied wordt gezongen tijdens het klaarmaken van het kapsel en de hoofdtooi van de bruid, vlak voordat zij naar het huis van de ouders van de bruidegom vertrekt.  (Ruda p.239, Guelaya omstreeks 2000)

Ayettum n tini, ayettum n tini,
A meṭṭaw nemm d aɣrib,
A ḥenna yessru yi.

Wir ttru a tasrit, wir ttru a tasrit,
A meṭṭaw nemm d aɣrib,
A ḥenna yessru yi.

Ruda geeft geen vertaling omdat de informanten niet wisten wat het betekende. Ik heb hert vertaald op basis van suggesties van Khalid Mourigh. Hij wees me ook op de gelijkenis tussen een tros dadels en het kapsel van een vrouw.

Ayeṭṭum n tini, ayeṭṭum n tini,
A meṭṭaw nemm d aɣrib,
A ḥenna, yessru yi.
Wir ttru a tasrit, wir ttru a tasrit!
A meṭṭaw nemm d aɣrib,
A ḥenna, yessru yi.
Dadeltak, dadeltak,
Jouw traan van heimwee,
O lieverd, die maakt mij aan het huilen.
Niet huilen, o bruid, niet huilen!
Jouw traan van heimwee,
O lieverd, die maakt mij aan het huilen.

 

4. Lied om toegang te vragen

Verzen die bedoeld zijn om, in ceremoniële omstandigheden, toegang te vragen tot iemands huis of afscheid te nemen noemt Ruda ‘protocolliederen’. Hamú Haddú, uit wier werk het volgende vers afkomstig is, vermeldt niet dat het vers deze functie heeft (p.134 en 165). Het heeft echter duidelijk een andere status dan een feestlied, omdat het begint met de uitdrukking bismillah, waarmee Gods zegen over een handeling wordt afgesmeekt. Volgens de auteur gaat het vers over een huwelijksaanzoek en wordt de goede afloop ook verbeeldt door de metafoor ‘naar binnen gaan met munt en vertrekken met sinaasappels.’

Bismillah anadef di daddaat wa nessin,
Anadef s nneɛnaɛ anffeɣ s leccin.

In de naam van God, we gaan we een onbekend huis binnen,
In Zijn naam gaan we naar binnen met munt en vertrekken we met sinaasappels.

 

De vermelde publicaties staan in de literatuurlijst.

Reacties zijn gesloten.