Vooroordelen

 

Als de 260 izran die op deze site komen representatief zijn voor de cultuur, hadden Riffijnen opvallend weinig last van religieuze, raciale en etnische vooroordelen. Ze discrimineerden alleen met een zeker enthousiasme binnen hun eigen gemeenschap: de laatste izran van dit hoofdstuk laten zien dat je niet meetelde in deze boerensamenleving als je geen eigen grond bezat.
Het aantal verwijzingen naar christenen is beperkt. Ook joden komen maar een paar keer voor. Alle verwijzingen naar christenen en joden zijn uit de eerste drie decennia van de twintigste eeuw.

 

16. Biarnay 1917, p. 335. Temsamane.

A rḥamam-inu,
A Muḥ u-Ɛri-u-Aḥiia,
Aruaḥ ai uma, cfac ẓi-tamara!
Middn aarin d-rmiiat cek ura d-uqqia.
Aauaḥ ẓi! aauaḥ-d! Iduer ẓi Marriia.
Inia i tbriɣ n-trumiin, iεqb di macina.
Aqqa-xxam-nnec ḍmεn dais iniiba.
Aqqa tamuaat-nnec bṭṭan-t ruarata.
Tacnbuct taqaqact, aruaḥ yalihllah!
Ai-uwer-inu, a mmmi, ix-duurn ičauin-a!

O mijn duif,
O Muh, zoon van Ali, zoon van Yahya,
Kom, o mijn broer, je hebt genoeg geleden!
Anderen brengen honderd (douro) mee, jij niet eens een once.
Kom hier, kom terug! Hij is weer naar de haven (van Oran) gegaan.
Hij is aan boord gegaan met de dochters van de christenen. Hij heeft met de trein gereisd.

Zie, je vrouw wordt lastiggevallen door jonge mannen.
Je land is verdeeld door de andere erfgenamen.
O helder gekleurde halsdoek, om godswil kom terug!
O mijn hart, o mijn zoon, oorzaak van mijn verdriet!

Biarnay:
De man van deze vrouw vertrekt elk jaar naar Algerije, zogenaamd om daar te werken, maar hij komt altijd met lege handen terug. Ze verdenkt hem ervan dat hij het houdt met christenvrouwen, maar ze smeekt hem om terug te komen en belooft het hem te vergeven.
Het woord Marriia is waarschijnlijk afgeleid van het Spaanse marea (getij). In het Tamazight betekent het ‘strand’ maar het kan ook ‘haven’ betekenen, in het bijzonder die van Oran.

 

161. Renisio 1932, p.211. Ait Iznassen.

A yaẓru Hammar, yeḥram dik usari,
Mama ttameziant tsara aked urumi.

O Azru Hammar, jij bent verboden terrein,
Sinds de jonge Mama er heeft gewandeld met een christen.

[Azru Hammar is een berg. Kennelijk kwam het wel eens tot een relatie tussen een christen en een Riffijnse vrouw. Een andere izri waarin mogelijk sprake is van een relatie tussen een christelijke man en een Tamazight is izri 41. Uit izri 16 hierboven blijkt dat ook een relatie tussen een Riffijnse man en een christelijke vrouw niet ondenkbaar was.]

 

149. Renisio 1932, p.209. Ait Iznassen.

Aqqam acem iɣwa, bu ifilan en iri!
Aqqam ulid ennes itterten x urumi!

Pas op, hij gaat je verleiden, de man met de koorden in de hals!
Pas goed op, ze zijn niet van hem, hij heeft ze geleend van de christen!

[De man wordt een bu ifilan genoemd, letterlijk ‘vader van de koorden’. In een combinatie met bu geeft het tweede woord altijd een essentieel kenmerk aan. Renisio specificeert in zijn vertaling dat het om de koorden van een tulband gaat (“en turban”). Bedoelt hij de loshangende flappen? En waarom zijn ze geleend van de christen? Om aan te geven dat deze man zijn rijkdom of positie heeft verworven door collaboratie? In dat geval zou deze izri niet bedoeld zijn om te waarschuwen voor christenen maar om een rivaal in de liefde zwart te maken.]

 

151. Renisio 1932, p.209. Ait Iznassen.

Imma mayn di ixman ad jaurag u Musi.
Ileṣqiyi deg-si maxnau timessi.

Mijn moeder, die mij heeft aangezet om te buurten met een Moos.
Hij plakt aan mijn schoot als het vuur (aan het vlees).

[Renisio vertaalt Musi als Moussaoui. Ik neem aan dat beide namen naar Moussa (Mozes) verwijzen, maar het kan natuurlijk ook om een lid van de familie Musi gaan. De frase ‘O mijn moeder die me heeft aangezet om…” komt ook voor in twee andere izran van de Ait Iznassen (140 en 148), waarin de moeder verweten wordt dat ze haar dochter heeft blootgesteld aan gevaar. Ook deze izran hebben een erotische lading. Bedoeld lijkt: je hebt me gestimuleerd om na te denken over een vent en nu laat de gedachte me niet meer los. Als Musi inderdaad verwijst naar een jood, laat deze izri zien dat een relatie met een joodse man niet ondenkbaar was.]

 

156. Renisio 1932, p.210. Ait Iznassen.

Ufiɣ iğen udai itsawam elmedfaɛ.
Iḍu iɣwat el ḥal yexs adinaɣ iḍmaɛ.

Ik zag een jood onderhandelen over de aankoop van een geweer.
Vandaag heeft hij kapsones gekregen; hij heeft ons op het oog.

[De izri lijkt een antisemitische boodschap te bevatten, maar aan de andere kant kwam onderling geweld vaak voor in het eerste kwart van de twintigste eeuw. Het kan dus ook gaan over een vete tussen twee families.]

 

31. Biarnay 1917, p.353. Aith Waryaghar

A Sidi Mulei Maḥammed, mrmi annemnɣ?
Cek i-da-ijjin nqqar-as: Sidi i-ismɣ.
Innax: Muzika thuda ɣur-ğuḍa n-Nxur attεiar.
Rran-t Ait-Ɛbdllah d-Ait-Ḥadifa.

O Sidi Mulay Mohamed, waarom vechten wij?
(Omdat) jij hebt gewild dat wij een slaaf onze meester noemden.
Men heeft gezegd: de fanfare is afgedaald in de vallei van de Nekour.
De Ait Abdallah en de Ait Hadifa hebben hem verjaagd.

[Dit is de enige izri die ik ken waarin huidskleur een rol speelt. Er wordt, op denigrerende wijze, verwezen naar een zwarte ex-slaaf die het bevel voerde over een leger van Moulay Mohamed, die aanspraak maakte op de troon van de sultan. Deze troonpretendent had zijn machtsbasis in het noorden. Meer historische details in het commentaar op izri 31 in de index.]

 

175. Renisio 1932, p.213. Ait Iznassen.

Adrar Uɛli Cbab, maɣer a yadrar el hurr?
Uen ywin tameṭṭut ɣer wadrar ne-Naḍur,
Isetsat u Qelɛai si lmecmac delbaxur.

O berg van de Ouled Ali Chebab, waarom o edele berg?
Degene die de vrouw heeft meegenomen naar de berg van Nador,
Die Guelaya, geeft haar alleen maar abrikozen en vijgen te eten.

[Renisio specificeert in zijn vertaling dat de man die dit laat zingen, een oude liefde is van de vrouw. Hij verwijt de berg dat deze de tocht naar Nador niet heeft verhinderd. Dit is de enige izri die ik ken, waarin negatief wordt gedaan over een andere taqbitch.]

 

124. Renisio 1932, p.206. Ait Iznassen.

Ɛamru ur ḍḥikaɣ ula banentiyi tiɣmas,
Xe memmis ɛammi ɣer midden daxammas.
Iteṭṭaṣ di lemdaud isummut bu ɛaffas.

Nooit zal ik meer lachen of mijn tanden laten zien,
Want mijn lieve neef is khammas bij een ander.
Hij slaapt in een kribbe en gebruikt zijn sandalen als kussen.

[Een khammas is iemand die werkt op het land van een ander in ruil voor een vijfde van de oogst. ‘Een vijfde’ is ook de betekenis van het woord khammas.]

 

128. Rensio 1932 p.206. Ait Iznassen.

A tarbat tameziant yehwan aked umesruq,
Teğa mmis ɛammis tiwi amennaɛruq!

O jong meisje dat het pad afloopt,
Ze heeft haar neef in de steek gelaten voor een landloper!

 

133. Renisio 1932, p.207. Ait Iznassen.

A Flana, tateffaḥt ilan deg ixf en tebnit.
Egginam arebbaɛ etciɣam tiṣemḍikt!

O Die-en-die, o appelboom aan de rand van een helling.
Ze hebben je aan een metayer gegegeven, maar ik heb je helemaal koud gegeten!

[De aanspreekvorm Flana (‘Die-en-die’) komt vaker voor in izran van de Ait Iznassen, misschien om de aangesprokene anoniem te laten, misschien omdat het een standaard-izri was waarin de naam nog ingevuld moest worden, misschien omdat de informant de naam vergeten was. Een metayer is iemand die werkt op het land van een ander in ruil voor een kwart van de oogst. Dit is ook de betekenis van het Tamazight-woord arebbaɛ (een kwart) in de izri. Renisio stelt dat je ‘helemaal koud’ moet interpreteren als ‘rauw’. De seksuele toespeling ligt er dik bovenop. Dit lijkt een wraak-izri van een gepasseerde huwelijkskandidaat.]

[Meer verwijzingen:
In enkele izran valt het woord ‘christen’ in relatie met oorlogen: 23, 44, 199. Een indirecte verwijzing naar joden in 26. Meer sociale discriminatie in izri 182, 207, 231, 247 en misschien 169.]

Reacties zijn gesloten.