Verzet tegen een huwelijk (V)

 

Joseph&Joseph stellen dat de jonge, ongetrouwde meisjes die zongen op bruiloftsfeesten in de jaren zestig en zeventig, veel vrijheid van spreken hadden in hun izran. In het uiterste geval konden ze zich zelfs openlijk verzetten tegen een voorgenomen huwelijk. Een van hun twee voorbeelden (izri 235) komt uit het repertoire. Ze geven aan dat ze deze izri niet hebben horen zingen op een feest. Ook het enige voorbeeld uit het begin van de twintigste eeuw, komt uit het repertoire. Dit maakt de caim wat minder overtuigend, maar het is natuurlijk wel veelbetekenend als een meisje ervoor kiest zo’n lied te zingen.

 

235. Terri Brint Joseph 1980, p.428. Ook opgenomen in Joseph&Joseph 1987, p.92. Ait Waryaghar of Ibuquyyen.

A tsib-banah-tasebnat: astsah ho fades.
Jemah zucar-inik! Nic d cik udentes!

Ik ga mijn hoofddoek wassen en hang hem aan de mastiekboom.
Haal je suiker weg! Jij en ik sporen niet samen!

Terri Brint Joseph, Joseph&Joseph:
Dat wordt dus geen trouwpartij. De suiker verwijst naar het suikerbrood dat de vader van de bruidegom als geschenk meeneemt als hij de mogelijkheid van een huwelijk komt bespreken. Als de gastheer het suikerbrood gebruikt om er muntthee mee te zetten, staat hij open voor onderhandelingen. De dichteres gaat haar tasebnat wassen, de feestelijke hoofddoek die ook gedragen wordt tijdens de huwelijksprocessie tussen het huis van de bruid en dat van de bruidegom. Zo maakt ze duidelijk dat ze zich besmeurd voelt door het ongewenste huwelijksaanzoek. Ze hangt hem in het openbaar te drogen aan een mastiekboom, zodat iedereen de afwijzing kan zien. Het as (of de hars?) van de mastiekboom was een ingrediënt van zeep, wat het wassen nog eens benadrukt. Joseph en Joseph geven aan dat ze deze izri niet hebben horen zingen tijdens een huwelijksfeest; hij behoorde tot het vaste repertoire.

 

236. Terri Brint Joseph 1980, p.429. Ook opgenomen in Joseph&Joseph 1987, p.93. Ait Waryaghar of Ibuqquyen.

Mat zwed el vino nhara metumnat?
Mat zwed el vino mat kul bid tazeyat?

Heb je vandaag wijn gedronken of gisteren?
Heb je het glas na glas gedronken of de hele fles ineens?

Terri Brint Joseph:
Met andere woorden: je moet je wel heel veel moed hebben ingedronken, voordat je mij ten huwelijk durfde te vragen. De verwijzing naar alcohol is ook een aanval op de reputatie van de jongen en zijn familie.

 

21. Biarnay 1917, p.342. Temsamane.

Nac uaa smḥax i-iamma ii-iggin rḥenni!
Nac uaa smḥax i baba i-iuxcin i-uni!
Iuca-ii i-ujjar, iḥarm-aii aεzri.
Iuca-ii i-ussaa m-izuran n-yiri.
Rḥaia-m-baba, am-ufus n-uari
Aεddis m-babah am icmi-iymndi
Ya-hia Muḥ, ya Muḥ, uai-mmis n-εmmi!|
Ya-hia Muḥ, ya Muḥ, a udm-usttati!
Annujua djirt ug-umzaa isarri!
Annujua djirt, taziri ua tdji!
G-iri-nac, a ben-εmmi mamac ma ijra-ii?
Ya-hia Muḥ, ya Muḥ, ya bu-rεnani
M-ufiru n-iirɣm i-uma inɣa-ii!

Ik vergeef het mijn moeder niet, die de henna bij me aanbracht!
Ik vergeef het mijn vader niet, die me liet trouwen met die vent!
Hij gaf me aan een weduwnaar en verbood zo verkering met een jongen.
Hij gaf me aan een oude man met bolle aders in zijn nek.
Zijn baard lijkt op een handvol alfagras,
Zijn buik op de bodem van een zak graan.
O Muh, o Muh, o mijn neef!
O Muh, o Muh, je gezicht glanzend als een munt!
We zullen vluchten in een onweersnacht!
We zullen vluchten in  een maanloze nacht!
Dichtbij jou, o mijn neef, wat kan me gebeuren?|
O Muh, o Muh, o meester van de teugels,
Met een kamelenharen koordje om je hoofd, o mijn broer, ik sterf om jou!

Biarnay:
Deze rarour (spotgedicht) zou zeer oud zijn en werd tijdens huwelijksfeesten vaak gezongen door de ongehuwde meisjes. Een pasgehuwde vrouw verwijt haar ouders dat ze haar hebben uitgehuwelijkt aan een oude man. Ze bespot hem en kondigt aan te vluchten met haar minnaar. De versregels worden afgewisseld met het ay aralla buya-refrein. De eerste versregel verwijst naar de hennaceremonie als voorbereiding op het huwelijk. Het woord voor ‘munt’ is asttati, mogelijk afgeleid van het Spaanse peseta; één asttati is zeven onces (uqqia) waard. De ‘vader van de teugels’ (bu-rεnani) wordt door Biarnay vertaald als ‘volmaakte ruiter’. Over het kamelenharen koordje zegt hij dat Riffijnen het hoofd kaalscheren en zo’n koordje of een hoofdband dragen.

[De baard van de weduwnaar wordt vergeleken met alfagras. (H)alfa- of espartogras is een grassoort die voorkomt in het zuiden van Spanje en het noorden van Marokko. Er werden onder meer touw en manden van gevlochten. De man moet een indrukwekkende baard gehad hebben: alfagras.]

Reacties zijn gesloten.