Oorlog tegen elkaar

 

Behalve tegen vreemde indringers vochten de Riffijnen op regelmatige basis ook tegen elkaar. De izran hierover zijn alleen te vinden bij Biarnay. In de publicatie van 1915 zegt hij dat de “Riffijnse stammen tot de ruigste, oproerigste en oorlogszuchtigste” behoren. “Oorlog is in hun ogen een spel en een eerste plicht.” De eerste drie izran zijn aita’s (strijdliederen) van de Temsamane. In de aita’s werd vaak een maraboet aangeroepen. Ze bevatten veel Arabische woorden.

 

1. Biarnay 1917, p.325. Temsamane.

Aiua-a-a-a!
Lued ḥaml, ḥaml, ḥamel b-tfaḥ.
N-iɣara a Sidi Caib u-Nftaḥ.

Aiua-a-a-a!
De gezwollen rivier barst van de appels,
(Eer aan) het feest van Sidi Chaib u Neftah.

Biarnay:
Deze izri werd vooral gezongen op de moussem van Sidi Chaib u Neftah, de beschermheilige van de Temsamane. Het laatste deel van zijn naam (neftaḥ) leest Biarnay als het Arabische meftaḥ (sleutel). Volgens de legende had deze maraboet de macht om een doorgang te maken in de zee. Biarnay merkt nog op dat hij niet weet wat die drijvende appels ermee te maken hebben.

 

2. Biarnay 1917, p.326. Temsamane.

Uii-ua! A-iaaa-ha! A-drε-inu aaafusi!
Iksinn dqer, ikssin tafsusi.
Ittten drmraḥ, itetten ɣa tamsusi

Uii-ua! A-iaaa-ha! O mijn rechterarm
Die de zwaarste en de lichtste lasten tilt.
(Ik ben) de man die de zoute gerechten eet en niet de flauwe!

Biarnay 1917:
De strijders pochen op hun kracht, vaardigheden en moed. Een man die zoute gerechten eet, staat bekend als woester en moediger.

 

3. Biarnay 1917, p.326. Temsamane.

Uia-a! uia-a! aia-a-a-a
Rbarud rḥami, ya uled-εmmi.
A-uzn! A-uzn rbarud, a Muḥ, a Ɛmaa, a xayyi
Drahm nuqra u riar lεcra
Ɛli-bu-ɣalem, lqndir-Jbala.

Uia-a! uia-a! aia-a-a-a
Het kruit is gloeiend heet, o mijn neven.
Weeg het af! Weeg het kruit af, o Mouh, o Omar, o mijn broeder.
De zilveren dirham en de real van tien (metqal).
Ali Bu Ghalem, fakkel van de Jbala.

Biarnay:
Deze aita is vrijwel geheel in het Arabisch. Sidi Ali Bu Ghalem heeft twee graftombes, een in Fes en een in Ksar el-Kbir (hij zou de gave van alomtegenwoordigheid hebben). Hij wordt vooral vereerd door de Riffijnen en de Jbala. Zijn heiligdom in Fes wordt veel bezocht door vrouwen die genezing voor sommige ziektes zoeken. Volgens Biarnay 1915 verwijst de voorlaatste zin naar oorlogsbuit.

Biarnay 1915:
Aita’s werden niet alleen gezongen voorafgaand aan de strijd maar ook tijdens de ‘fantasia’s’ die bij elk feest plaatsvonden. Dit gebeurde te voet. De mannen stellen zich tegenover elkaar op in twee rijen, lopen naar elkaar toe, wijken weer, kruisen elkaar. Op een teken schreeuwen ze de aita. Daarna vuren ze tegelijk hun wapen af, de loop naar beneden. Dit kon tot diep in de nacht zo doorgaan.

 

32. Biarnay 1917, p.354. Ait Waryaghar.

Iduqz rbarud bein rmɣrb-u-rεca.
Daqbict n-bni-uriaɣn, a-imma
Man immutn zg-lmiita
Man rmjaraḥ. Ɛlac aa?

Het kruit sprak tussen het avond- en het nachtgebed.
De stam van de Beni Waryaghen, o mijn moeder.
Hoe talrijk zijn de doden
En de gewonden. O waarom?

Biarnay:
Deze izri is ter ere van een overwinning van de Aith Waryaghar op hun buren de Ibuqquyen en de Ait Bu Ferah, omstreeks 1910.

 

36. Biarnay 1917, p.357. Ait Waryaghar.

Araḥ a bu-ḥiuf!
Mak-t-id sɣaɣ?
Idhec a iaruar!
A iarzm uqrṭas.
A ralla ima!

Donder op, o lafbek!
Wat zal ik betalen zodat hij sterft?
Hij is bang geworden, hij is gevlucht!
Hij heeft zijn kogels weggegooid.
O mijn moeder!

Biarnay:
Dit is een belediging die vrouwen schreeuwden tegen mannen die bang waren in het gevecht. Een strijder die gevlucht was, kon zich niet meer laten zien in het dorp omdat alle vrouwen en kinderen hem dan op deze manier zouden uitschelden. Volgens Biarnay 1915 hadden vrouwen een belangrijke rol in de strijd. Ze verzorgden de bevoorrading, moedigden de mannen aan (of scholden ze uit) en vaak schoten ze ook mee.
[Het lijkt me geen echte izri want hij rijmt niet.]

 

24. Biarnay 1917, p.347.  Temsamane.

Ɛit, ɛiṭ, ya cix-inu
Ṣnet, snet, ya cix-inu
Tnnast, x-ca-n-ibriɣn, amn xdan ṭaauen:
Rqan ijj-usauen, sɛu tslim ɛ-taaua-n-juad
A-Rbbi, aten-iɛuen xasn iḥaiid aabbɛuen
Ad-asn-iuc aabbi aber abarcan akids iɛiarn

Zing, zing, o mijn sjeik
Luister, luister, o mijn sjeik

Zij heeft gezegd, sprekend over sommige jongens die op eigen kracht gaan vliegen:
“Ze staan voor een gevaarlijke klim: ze hebben de zonen van de edelen gesmeekt om vergeving.
Moge de Heer hen bijstaan. Moge hij hun noodlot afwenden.
Moge Hij hun zwarte wimpers geven, die hen zullen vermaken.”

Biarnay:
Het doel van deze izri is om het medelijden te wekken van de erfvijanden van een familie. Het leven van vrouwen en kinderen was heilig. Een bloedschuld kon daarmee niet gedelgd worden. Als er geen weerbare mannen meer over waren, moesten de vijanden wachten totdat de jongens oud genoeg waren om een wapen te dragen, voordat ze wraak mochten nemen. De zwarte wimpers zijn een beeld voor vrouwen.
[Deze izri laat zien dat vetes in de eerste decennia van de twintigste eeuw gruwelijk konden doorwoekeren. Toen Abdelkrim in 1921 aan de macht kwam heeft hij vetes verboden.]

 

 

Reacties zijn gesloten.