De ongelukkige liefde is een sterkere bron van inspiratie dan de gelukkige liefde, zowel voor de mannen als voor de vrouwen. Dat blijkt niet alleen uit het grotere aantal izran maar ook uit de kwaliteit. Er staan veel sterke beelden in, die rechtstreeks uit het boerenleven gegrepen zijn.
104. Renisio 1932, p.203. Ait Iznassen.
Ekkaleɣ ennhar ennhar dug waccawen n Metroḥ.
Adi iṣabar Rebbi tamɣart teḍḍiq troḥ.
Hele dagen breng ik door op de toppen van de Metroh om de horizon af te speuren.
De Heer geve mij berusting: mijn vrouw is met heimwee weggegaan.
116. Renisio 1932, p.205. Ait Iznassen.
Iḍanni ami nebḍa uix terrid elwelf?
Ekkaleɣ x-umeṭṭa derrai inu itlef.
O, sinds de dag van onze scheiding, aan wie heb je je liefde gegeven?
Ik breng mijn dagen door in tranen en ben helemaal in de war.
[Ik weet niet zeker of er een man aan het woord is.]
123. Renisio 1932, p.206. Ait Iznassen.
A lalla tasekkurt iheddan di leqlib,
A xeitu main cem yerrin xe tufɣin en ubrid?
O vrouwe patrijs die eten zoekt op het bewerkte (land),
O mijn vriendin, wat heeft je ertoe gebracht mij in de steek te laten?
159. Renisiso 1932, p.210. Ait Iznassen.
Temejrayi akidem am urtu deg uẓru:
Ur itcit izuran ur itteg affer yerru,
Ur itεalla fitu,
Tifrai ur tent etteg tazart ennes tenḍeu.
Mij vergaat het met jou als de vijgenboom op de rots:
Hij wortelt niet en krijgt amper bladeren,
Zijn knoppen lopen niet uit,
Hij krijgt geen takken en laat zijn vruchten vallen.
174. Renisio 1932, p.213. Ait Iznassen.
Tbarda denyi uɣyul tehrukkem.
Inas itarbat asi terr xuttem,
Aqqa ma ci dinu helli nmidden.
Het zadel is van de ezel gegleden.
Zeg het meisje dat ze me de ring terug moet geven,
Want ze behoort niet mij toe maar een ander.
Renisio:
De eerste zin betekent: het is afgelopen tussen ons.
179. Renisio 1932, p.242. Beni Touzine.
Ařεib idayu tennid etɣiřed ua day iqqis?
Aqqat agg uř inu am eřhḥafa uyis
Ua t iqqiz uřeizim ua t iswiḍi ufdis
Het kwetsende woord dat je me hebt gezegd, meen je dat het mij geen pijn doet?
Kijk dan, het is in mijn hart geplant als de hoefslag van een paard,
Een spoor dat geen houweel kan wissen, dat geen moker kan vereffenen.
[Ik weet niet zeker of er een man aan het woord is en het hoeft natuurlijk niet over de liefde te gaan.]