Acht teksten

Teksten:
1. Uit Mohammed Serhoual
2. Uit Abdellah Bounfour e.a.
3. Uit Naima el Yaakoubi, van Mohamed Chacha
4. Uit ‘Tirawinino’ (eerste deel compilatietekst)
5. Uit Abdeslam Khalafi / Abdelmotaleb Zizaoui
6. Uit David Hart (korte versie 1)
7. Uit David Hart (korte versie 2 )
8. Van Walid Mimoun (korte versie van moderne dichter-zanger)

Hartenkreet vooraf
Jammer is dat de herkomst van veel teksten onduidelijk is. Een hardnekkig probleem in publicaties over izran is, helaas, dat maar zelden vermeld wordt wanneer ze voor het eerst zijn genoteerd, waar, uit wiens mond en soms zelfs niet eens: dóór wie. Veel izranvorsers zijn als archeologen die een vindplaats met bulldozers te lijf gaan in de hoop een paar interessante inscripties op te delven.
Ik heb de teksten zo letterlijk mogelijk vertaald. De vertaling kan dus een beetje afwijken van de vertaling in de rest van deze publicatie.

 

1. Uit Mohammed Serhoual

Mohammed Serhoual, L’épopée de Dhar ubarran. Episode de la guerre du Rif (1921). Transcription, traduction et analyse de fragments. Serhoual maakt niet duidelijk waar de tekst vandaan komt. Link naar het artikel.

Serhoual geeft telkens twee, soms zelfs drie, vertalingen, waarvan de tweede wat interpretatiever is. Ik sluit zoveel mogelijk aan bij de eerste, letterlijke vertaling. Helaas is de transcriptie van het Tarifit in de tekst die te vinden is op internet, volledig verkloot. Ik heb het Tarifit dus moeten reconstrueren; misschien zitten er wat foutjes in.

      A yadhar ubarran, a y ssus n yxsan!
O Dhar Ubarran, o het rotten der botten!
      Wi zzay-k iɣarren, a zzay-s iɣarr zzman,
Wie jou op een dwaalspoor brengt, is zelf slachtoffer van ontgoocheling,
      Amen iɣarr s iɣarr uɣarrabu sennej i waman.
Zoals een schip bedrogen is dat op het water vaart.
     Wellah, ḥama iwqeɛ i baba-ak am wi yaɛdan!
Bij God, je zult zien dat jouw vader hetzelfde overkomt als je voorgangers!
 5  A yadhar ubarran, aya ssus n yxsan!
O Dahar Ubarran, o het rotten der botten!
      Wi zzay-k iɣarren rami tiwy d rburqi, tarny d tixuzan?
Wie heeft je zo misleid, dat je granaten en tenten hebt gebracht?
      Ma yɣarr-ic useppanyu umi yudef Temsaman?
Ben je verleid door de Spanjaard bij zijn komst naar Temsamane?
      Temsaman ma tḥewn-ak, ma tɣirak d benneɛman?
Denk je dat Temsamane gemakkelijk voor je is, dat het klaprozen zijn?
      Ma yɣarr-ic uqarqac d &mar bu-ywzan?
Ben je in de val gelokt door Aqarqach en Amar Buywzan?
10 Niɣ ɣarren-c tibriɣin l ybiysen s ifiran?
Of ben je begoocheld door de meisjes omgord met draden?
      A yadhar ubarran, a y ssus n yxsan!
O Dahar Ubarran, o het rotten der botten!
      Dinni ihemehem rburqi, dinni i dehcen iytsan,
Daar bulderde het kanon, daar werden de de paarden verdoofd,
      Dinni immut rqebtan, dinni immut utarjman.
Daar is de kapitein gestorven, daar is de tolk gestorven.
     Rqebtan n baya iḥarrek d Temsaman,
Kapitein Baya heeft Temsamane bestormd,
15  Ḥarreken de Ayt Waryaɣel amezyan ameqran.
De Ait Waryaghar trokken ten strijde, klein en groot.
      Ggin-as i bu-ijarwan am netta am iserman.
Ze vingen de kikkervreters alsof het vissen waren.
      Ḥarreken de Ayt Waryaɣel di tenɛacar ammya.
De Ait Waryaghar trokken ten strijde met twaalfhonderd.
      Umi d ɣa ɛaqben, a ɛaqqbend di xemsa.
Toen ze terugkeerden, keerden ze terug met vijf.
      A Ḥemmu n rhaj Ɛisa, a bu-yis aziyza,
O Hemmou, zoon van de hadj, op een blauw paard,
20 A ya ccix Ɛmar, x sserk l ywḍa.
O sjeik Amar, gevallen in het prikkeldraad.
      Rabbi mammec ɣar ggeɣ l Fettuc xmi ɣar ɛerqa?
O mijn God, wat moet ik doen als ik Fettouch tegenkom?
      Xminni ɣar tini: “ɛzizi ma ykka baba?”
Als ze me vraagt: “Oom, waar is mijn vader heen?”
      “Baba-m d amjahed tenɣ-it ḥarraqa.”
Jouw vader is een moedjahid, hij is gedood door het machinepistool.”
      Rabbi mammec ɣar ggeɣ i waber abarrcan,
O mijn God, wat moet ik doen voor de zwarte ogen,
25 Ibbehbar s umettta?
In tranen uitgebarsten?
      Wa ralla ymma d fud-inu iwḍa!
O lieve moeder, mijn knie begeeft het!
      Kenniw Ait Temsamen d imjahden zi rebda!
Jullie Ait Temsamanen zijn strijders van oudsher!
      Tjahdem s ufus nnwem, jahdent ura tiniyba,
Jullie streden met de handen, zelfs de meisjes streden,
      Zzad x wɛrur-nnsent, taryent ak isuḍa(r).
Met proviand op hun rug over de rotsen.
30 Rqareb n ssekkwar iziyyen s ufiru.
Het suikerbrood, versierd met een touw.
      Faḍma tawaryiɣtc cenna mara turu,
Fadma van de Waryaghar mag trots zijn op haar nageslacht,
      Cenna mara tbyes razam n arbɛa duru,
Wat is ze elegant met haar ceintuur van vier reaal,
      Cenna mara tegg-as i mmi-s hellararu.
De slaapliedjes voor haar zoon zijn het loven waard.

 

2. Uit Abdellah Bounfour e.a.

Abdellah Bounfour, Amar Ameziane, Mustapha el Adak: Anthologie de la poésie berbère traditionnelle. Paris 2010, p.145-148. De tekst van Dhar Ubarran is ontleend aan een Arabischtalige publicatie van M. Chami uit 1986.

     A ya Dhar Ubaṛṛan, a assus n yixsan!
O Berg Oubarran! O begraafplaats vol gebeente!
     Wi zay k-iɣarrn, iɣarr zay s zzman,
Wie jou verraadt, dat het leven hem verrade,
     Amen aɣrrabu tnay waman !
Zoals de boot overkwam varend op volle zee!
     Wi zay-k iɣarrn,
Wie heeft je verraden,
     Rami tiwid rbuqi tarnid ra tixusan?
Toen je geschut hebt meegebracht en tenten opgezet?
     Ma iɣarr yecked Uqarqac d Ɛmarm Bu-Yuzan!
De verraders Aquerquach en Amrem Bouyouzan!
     Maɣarr-netcek tibriɣin itbiyasn s ifiran?
Of waren het de meisjes van de Rif die boodschappen delen met draden? (*1))
     A ya Dhhar Ubaṛṛan, a assus n ixsan!
O Berg Oubarran! O begraafplaats vol gebeente!
     D inni ihemhem rebruqi d inni idehcen yeksan;
Het kanon heeft gebulderd en het paard was in paniek;
     D inni iy immut rḥakm, d inni iy immut uterjman.
De aanvoerder stierf, net als zijn tolk.
     Rqebṭan Yarya iḥerk-d Temsaman.
Kapitein Yarya viel Temsaman aan.
     Temsaman ma thun-ak, tɣirak-ak d Bnneɛman!
De Temsaman zijn niet gemakkelijk, net als de broeders Benno’man! (*2)
     Ḥark-nd At Weryaɣr ameẓyan ameqran;
De Béni Ouryaghel haastten zich [naar de strijd] jong en oud;
     Gin-as i bu-ijerwan am ntta am iserman.
Ze joegen op de kikkereters zoals je vis vangt.
     Ḥark-nd At Weryaɣr di tnaɛac rmiya.
De Béni-Ouryaghel waren met zes keer honderd.
     Umi dɣ ɛeqben, ɛeqben-d di xemsa.
Zij keerden terug met vijf (doden)
     A Ḥmmu Nḥaj Ɛisa, a bu-yis aziza
O Hemmou Nhaj Aissa, jij edele ridder!
     A ya ccix Ɛmmar x sserk yuḍa!
O sjeik Omar! Hij is gevallen op het prikkeldraad!
     A rbbi mc ɣa kkiɣ,
Mijn God! Wat zal ik doen,
     l Xdduj x mi da yi-d ɣa terqa?
Als ik Kheddouj tegenkom met een vraag in haar blik?
     X mi da yi ɣa tini Muḥ, mani ykka?
Wat zal ik haar zeggen als ze me vraagt waar Mouh is?
     Muḥ, d amjahd tenɣi-t rḥerraqa.
Mouh, zal ik haar zeggen, is een strijder; de kogels hebben hem gedood.
     A rbbi mc ɣa kkiɣ,
Mijn God! Wat zal ik doen
     I wabr aberkan ybbahbard s umṭṭa?
Als de tranen uit haar zwarte ogen stromen?
     A ya lalla ymma d fud-inu yuḍa.
O moeder! Mijn voeten wankelen.
     Knniwet Temsaman d imjahden zi rebda!
Jullie Temsamanen zijn strijders sinds mensenheugenis!
     Tjahdem s ufus-nnum, jahdent rattiniba:
Jullie hebben je opgeofferd en de vrouwen hebben met jullie mee gevochten:
     Zzad x weɛrur-nnsent, ttarint ik di ṣura.
Ze klommen de bergen op met voorraden op hun rug.

(1*) Geheim communicatiesysteem bestaande uit een groot aantal knopen van verschillende soorten.
(2*) Temsaman, Benno’man en Ayt Ouryaghel zijn namen van Riffijnse stammen die de Spanjaarden hebben bestreden. [Over die Benno’man heb ik mijn twijfels. Volgens mij bestaan de Ait Klaprozen niet.] 

3. Uit Naima el Yaakoubi, van Mohamed Chacha

Naima el Yaakoubi: Izran. Gezongen Berberpoëzie uit de Rif. Leiden, 1992. Izri 45. Eerder gepubliceerd in al-Mizan, 01-01-1991. Versie zoals gezongen door Mohamed Chacha. Vertaald door Roel Otten.
Er staat ook een vertolking van Mohamed Chacha op Youtube. 

      A ya Dhar Ubbarran, a ya ssus n yexsan!
O Heuvel van de Patrijs, op de plaats waar de botten rotten!
     Wi zzayek iɣarren, zzayes iɣar zman!
Wie denkt jou te bedriegen, hem zal de Tijd bedriegen!
     Wi zza yek iɣarren, am iɣar bu tanyay w waman!
Wie denkt jou te bedriegen, hij zal ten onder gaan als een schip in de storm!
     Wami t-tuwyed rbaqi tanid ra t tixuzan.
Jij (= Spanjaard) bracht ons bommen en legerkampen bovendien.
     Ma yɣarr-icek Uqarqac d Ɛmar n Bu Ywzan?
Heeft Aqarqach je soms bedrogen en Amar n-Buyuzan?
     Ma ɣarrent-cek tḥenjirin yetbiyy-asen s ifiran?
Of hebben de meisjes je bedrogen die zich omgorden met koorden?
     Din ihmhen rbaqi, din yyewḍan yaysen!
Daar explodeerden de bommen, daar zijn de paarden gesneuveld!
     Din yemmut reḥkam, din yemmut uṭurjman!
Daar is de (Spaanse) gouverneur gesneuveld, daar is zijn tolk gesneuveld!
    Rqebṭan n bu tanqittc yḥarrec-d ɣa Temsaman.
De (Spaanse) aanvoerder in zijn armzalige plunje trok op naar Temsaman.
     Temsaman ma thewn-ac, tɣir-ac d benneεman?
Denk je soms dat Temsaman gemakkelijk te nemen is, dat zij een klaproos is?
     Ḥarcen-d Ayt Wayaɣer, amzyan amqran.
De Ait Waryaghar trokken ten strijde, jong en oud.
     Ggin-as i bujerwan, am netta am iserman!
Ze hebben de kikkervreter gevangen, zoals je een vis vangt!
    Ḥarcen-d Ibeqqiwen di tnεac miyya!
De Ibuqquyen zijn ten strijde getrokken ten getale van 1200!
     Wami d ɣa εqben, εeqben-d zi xemsa.
Toen zij terugkeerden, keerden zij met vijf gevallenen terug.
     A Ḥemmu n Ḥaj Ɛisa, a b uyis aziza!
O Hammu n Hajj Isa, o ruiter op het blauwe paard!
     A ya Ccix Ɛmar, x ssrek yewḍa!
O sjeik Amar, hij sneuvelde in het prikkeldraad!
     Rebbi mammec ɣa ggeɣ, i Xedduj rexmi d ɣay ɣa terqa
O God, wat moet ik doen wanneer ik Khedduj tegenkom
     Rexmi day ɣa tini, Mmuḥ mani yekka?
En zij mij vraagt waar Mouh gebleven is?
     Mmuḥ d amḥamed, tenɣ-it rḥarraqa!
Mouh is een held, het vijandelijke vuur heeft hem gedood!
     Ay aber abarcan, yebbehbeṛd z umeṭṭa.
Ach, de zwarte wimper vergoot een vloed van tranen.
     A ya lalla yemma, d ufud inu yewḍa.
O mijn moeder, mijn knie begeeft het!

 

4. Uit Abdeslam Khalafi/Abdelmotaleb Zizaoui

Abdeslam Khalafi, La poésie de résistance au Rif 1893-1926, (2ème partie). In: Tawiza 64. 2002. Link naar deel 2 (Ubarran). Link naar deel 1.

Khalafi maakt niet duidelijk waar de tekst vandaan komt.
Dezelfde tekst is op internet gepubliceerd door Abdelmotaleb Zizaoui in een betere transcriptie. Ik heb de transcriptie van Zizaoui overgenomen; de vertaling is van Khalafi (Zizaoui vertaalt de tekst niet). Khalafi’s vertaling laveert nogal tussen wijdlopig en onvolledig.

In de derde en vierde regel staat een uitnodiging van de Spanjaarden aan de Duitsers, die in meer versies voorkomt. Maar wat hadden de Duitsers er nu weer mee te maken? Je kunt ze niet van álles de schuld geven! De enige connectie die ik kan bedenken was dat de Duitsers gifgas aan de Spanjaarden leverden en hielpen bij het opzetten van een gifgasfabriek, maar was dat al in die tijd bekend?

In het tweede ingevoegde fragment betekenen de onrijpe appels en de zure pruimen waarschijnlijk dat het meisje dat wordt aangesproken, nog niet huwbaar is en dus de bescherming van haar broers nodig heeft.

De regels die zijn ingevoegd in de kerntekst, heb ik vet gemaakt. In andere versies met ingevoegde regels wijkt het rijm af, maar hier is op twee plekken hetzelfde eindrijm gebruikt als in de kerntekst (rijm  op –an).

In de laatste regels worden de strijders van de Ayth Szza (Ait Eeza) geprezen. Mogelijk verwijst het naar de strijders bij Tizi Azza, die in tekst 7 de Ait Tizzi Ɛazza worden genoemd.

     A ya Dhar Ubaṛṛan, a yassus n yexsan!
O mijn Dhar Ubarran, o graf van de mensen!
     Wi zzay-k iɣaṛṛen ad zzay-s iɣaṛṛ zzman.
Wie jou heeft bedrogen, hem zal het lot bedriegen.
     Yessek usebbanyu ɣar Uliman
Spanje vroeg aan Duitsland
     Yenna-s ẓur-d tamurt n Temsaman!
Temsaman te bezoeken!
     Temsaman ma thewn-ac, ma tɣir-ac d benneεman?
Temsaman is onneembaar, beschouw je haar als een klaproos?
     Wellah ḥuma ixerq i bab-ac am wi yeεdan!
Ik zweer je dat je lot zal zijn als dat van de eerdere agressors!
     Nezzeh a Mimunt maḥend ɣar-m aytma-m,
O mijn dierbare Mimount, wandel maar rond, je broers zijn aan je zijde,
     Tteffaḥ ur yemmwi rbarquq d asemmam!
De appels zijn onrijp, de pruimen zijn zuur!
     A ya Ddhar Ubaṛṛan a yassus n yexsan!
O mijn Dhar Ubarran, o graf van de mensen!
    Wi zzay-k iɣaṛṛen ad zzay-s iɣaṛṛ zzman.
Wie jou heeft bedrogen, hem zal het lot bedriegen.
     Rami tewtid rburqi tarnid ra d tixuzan!
Je hebt ons gebombardeerd, o vijand van de mensheid, en zelfs kussentjes neergelegd!
     Ma iɣaṛṛ-ic-d Uqarqac ma d Ɛmar n Buyuzan?
Is het Aqarqach die je lekker heeft gemaakt of Omar n Buyuzan?
     Ma ɣaṛṛent-cek tebriɣin ibeyasen s ifiran?
Of zijn het de mooie Riffijnse vrouwen?
     Am iɣaṛṛ uɣaṛṛabu x weεrur n waman.
Jouw lot zal hetzelfde zijn als dat van het schip op zee.
     Qqimen-d day-s iṛumeyyen tembarazen am imuyan,
De christenen zitten erin klem als bokken,
     Qqiment tcuccay-nsen am rferfer yemmwan,
Hun petten verspreid als gekookte pepers,
     Yeqqim ssreε-nsen deg waman am iɣunam!
Hun wapens dreven op het water als stokken!
     A ya Ddhar Ubarran, a yassus n yexsan!
O mijn Dhar Ubarran, o graf van de mensen!
     Dinni yenhem rburqi, din i dehcen yiysan.
Hier is de bom ontploft en zijn de paarden bang geworden.
     Din i yemmut rḥakem, dinni i yemmut utarejman.
Hier is de commandant gestorven en de tolk.
 Rqebṭan Uwarfa (pyarba) iharreg-d ɣar Temsaman,
Kapitein Byarepya heeft Temsaman aangevallen,
     Temsaman ma thewn-ac, ma tɣired d benneεman?
Temsaman is onneembaar, beschouw je haar als een klaproos?
     Ḥargen-d Ayt Waryiɣer, ameẓẓyan ameqqran.
De Ait Waryagher hebben de vijand aangevallen, jong en oud.
     Ggin-as i Buyjarwan am netta am iserman.
Ze hebben met de Boeman gedaan wat de visser met de vissen deed.
     Hargen-d Ayt Waryiɣer gi tenεac ameyya,
Ze waren met 1200 soldaten,
     Umi d ɣa εeqben, εeqben-d gi xemsa!
Maar toen ze terugkeerden waren er nog maar vijf in leven!
Hemmu n rḥaj Ɛisa a bu yis aziyza,
O dierbare Hemmou n Rhaj Eisa, meester van het dappere grijze paard,
     A ya Ccix Ɛmar a x ssrek ig yewḍa.
O mijn sjeik Emar, jij die gevallen bent op het ijzerdraad.
     A ṛebbi mac ɣa ggeɣ,
O mijn god, wat kan ik doen,
     I Xedduj a xmi day-i d ɣa terqa:
Als Khedduj me vraagt:
     Xmi day-i ɣa tini Mmuḥ mani yekka?
“Waar is Mouh?”
     Mmuh d amjahed tenɣit ḥaraqa!
“Mouh is een strijder, gedood door de bom!
     A Rebbi mac ɣa ggeɣ
O mijn God, wat kan ik doen,
     I waber abercan yetbehbar d s umeṭṭa?
Als Khedduj, de tranen in de ogen, haar dierbaren beweent?
     A ya ralla yemma x ufud inu iweṭṭa!
O mijn moeder, ik kan niet meer blijven staan!
     Kenniw Ayth Szza d imjahden zi lebda,
Jullie, Ait Eezza, zijn altijd strijders geweest.
     Thjahdem s ufus-nwem jahdhent ra d tiniba!
Met jullie eigen handen hebben jullie tegen de vijand gestreden en jullie vrouwen hebben weerstand geboden!

 

5. Uit ‘Tirawinino’  (kerngedeelte van een compilatietekst)

Tirawinino, L’épopée de Dhar Ubarran: une poésie de résistance rifaine. Gepubliceerd op een weblog in 2016 en 2017. De tekst is ontleend aan L’épopée Dhar Ubarran: un chant de la résistance rifaine, van Mohammed Aqoudad en Mohamed El Ouali. Jaar van uitgave onbekend. Link naar het artikel

Hieronder de eerste 34 regels van de compilatietekst van 138 verzen. 
De transcriptie heb ik aangepast aan het Latijnse Amazigh alfabet. De invoegingen in de kerntekst zijn vet.

     A ya dhar ubarran, a ya ssus n yexsan!
O Berg Ubarran, o het rotten der botten!
     Wi zzayk iɣarren azzays iɣar zman.
Wie jou op een dwaalspoor brengt, is zelf slachtoffer van ontgoocheling.
     Amen zzayk iɣar urumi yudef Temsaman.
Je lijkt bedrogen toen de christen naar Temsamane durfde te komen.
     Temsaman ma tehwen, ma tɣirac d benneεman?
Temsaman is niet gemakkelijk, denk je dat het klaprozen zijn?
     Nezzah, a mimunt, maḥend ɣam ayetmam,
Geniet van het leven, O Mimount, nu je je broers aan je zijde hebt,
     Tteffaḥ war yenwi, rbaquq d’asemmam.
De appels zijn onrijp en de pruimen zijn zuur.
     A ya dhar ubarran, a ya ssus n yexsan!
O Berg Ubarran, o het rotten der botten!
     Wi zzayk iɣarren azzays iɣar zman,
Wie jou op een dwaalspoor brengt, is zelf slachtoffer van ontgoocheling,
     Rami tawtid rborqi tarni’d ra d tixuzan:
Toen je granaten wierp en en daarna een kamp opsloeg:
     Ma iɣarric uqarqac ma d εmar n buyawzan?
Is het Aqarkach die je heeft bedrogen of is het Amar Bouyeouzane,
     Ma ɣarrentc tibriɣin ibeysen s ifiran?,
Of zijn het de meisjes omgord met koorden die je hebben bedrogen?,
     Am iɣar uɣarrabu x waεror n waman.
Zoals de boot op het water bedrogen was.
     Aqqimen days irumiyen ttembarrazen am imuyan,
De christenen zijn er gebleven en botsten tegen elkaar als bokken,
     Yaqqim sraε nsen g waman am iɣunam.
Hun wapens dreven op het water als stokken.
     Xzar ɣar wemjahed min’d yiwi zi resnaḥ:
Zie wat de strijder voor wapen heeft:
     Raḥdida teqδaε d’ufucir afellaḥ.
Een scherp mes en een gewoon geweer.
     A ya dhar ubarran, a ya ssus n yexsan!
O Berg Ubarran, o het rotten der botten!,
     Mani inhem rborqi, mani nehcen yeysan,
Waar de granaten explodeerden, waar de paarden hinnikten,
     Mani iqqim rεeskar ised am iserman,
Waar de soldaten stijf waren als vissen,
     Qqiment ticucay nnes am rferfer yenwan
Hun helmen waren verstrooid als geroosterde paprika’s,
     Mani yemmut rḥakem mani yemmut utorjman,
Waar de commandant en de tolk dood waren.
     A rqebṭan wilva, temji xak rḥerqa.
O kapitein Huelva, de cirkel sluit zich om je.
     Manis yekka rεeskar nnec? ra d’ijjen ma yeddar!
Waar zijn je soldaten? Niemand is in leven!
     Ḥarcen’d yat waryiɣer, amezyan ameqran.
De Aït Ouryaghel trokken ten strijde, klein en groot.
     Gginas l buyjarwan am netta am iserman.
De kikkereter werd behandeld als vis.
     Ḥarcen’d yat waryiɣer di tenεac amya.
De Aït Ouriaghel trokken ten strijde ten getale van 1200.
     Umi’d ɣa εeqben a εeqben’d di xemsa.
Toen ze terug waren gekomen, waren ze met zijn vijven.
     Arebbi mamec ɣa geɣ
O mijn God, hoe moet dat nu
     L xedduj a εemmi xmi day’d ɣa terqa?
Met Khaddouj, o mijn oom, als ik haar tegenkom?
     Xmi day ɣa tini Mmuḥ mani ikka?
Als ze mij vraagt waar Mouh is gebleven?
     Mmuḥ amjahed tanɣit ḥarraqa.
Mouh de strijder is gedood door een granaat.
     Arebbi mamec ɣa geɣ
O mijn God, hoe moet dat nu
     Waber abarcan yebbehba’d s’umeṭṭa
Met de zwarte wimper, nat van de tranen?
     Aya lalla yemma x ufud inu iweṭṭa.
O mijn lieve moeder, ze druppelen op mijn knie.

 

6. Uit David Hart (korte versie 1)

David M. Hart: The Aith Waryaghar of the Moroccan Rif. An ethnography and history. University of Arizona Press, 1976. Pagina 375.  Link naar de publicatie. Het laden duurt lang. Het boek is ook te vinden op Scribd, in vier delen.

Hart heeft zijn teksten van (niet genoemde) informanten eind jaren vijftig in de centrale Rif. Ik heb de transcriptie van Hart overgenomen maar deze omgezet naar het Latijnse Amazigh alfabet en soms gespecificeerd.

De Ait Azziman behoorden volgens David Hart tot de Ait Touzin. Mogelijk vocht bij herovering van Dhar Ubarran ook een klein aantal Touzin mee; dit was in ieder geval zo bij de slag om Anoual, zeven weken later. Deze izri zou dus, zoals Hart stelt, in de beginperiode gemaakt kunnen zijn.

Het gedicht heeft hetzelfde rijmschema als het epos, maar dan in de omgekeerde volgorde: eerst –a, dan -an. Het Dhar Ubarran-kader wordt pas op het eind neergezet, in drie regels die ook in de kerntekst bijna altijd op elkaar volgen. Net als in de vorige izri wordt de rol van de vrouwen in de strijd vermeld, maar er wordt een regel aan toegevoegd waarin een vrouw (de dichteres) haar persoonlijke ervaring vertelt. Iets soortgelijks geldt voor ‘de ruiter op het blauwe paard’ uit de kerntekst. Die wordt niet alleen genoemd, maar er wordt ook beschreven wat hij doet.

     Aya Ait Ɛazziman d-imjahaden ma ruxa!
O, de Ait Azziman, ze zijn nu moedjahedien!
     Jahaden s-ufus-insen, ɛawden ra tinigba,
Vechtend met hun handen en geholpen door hun vrouwen,
     Izzat xu ɛarur-insen, taryind ag-disura.
Die eten naar hun mannen brengen en de hellingen beklimmen.
     Amjihid amzqqaru, yuxca duru iswa.
De eerste moedjahied gaf me een douro voor een slok water.
     Ḥammu nj-Hajj Ɛaisa, a bu-yis d-azigza,
Hammu nj-Hajj Aisa, op het blauwe roanpaard
     Awkti ay imjahaden, ikfa zi-darwa.
Vuurt de moedjahedien aan en niemand van hen ontsnapt.
Ipulisen immuten, imjahaden iɣannan.
     De soldaten sterven en de moedjahedien winnen.
Ay Adahar Ubarran, ay ususi y-ixsan,
     O Dahar Ubarran, daar zijn de botten gevallen,
Dini iginhim r-bwarqi, dini idihacen yixsan,
     Daar werden de kanonnen afgevuurd, daar hebben de paarden gebokt,
Dini g-immut r-qabtan, yimmut d-t-turjuman!
     En daar stierf de kapitein, en zijn tolk stierf met hem!

 

7. Uit David Hart (korte versie 2)

David M. Hart: The Aith Waryaghar of the Moroccan Rif. An ethnography and history. University of Arizona Press, 1976. Pagina 375. Link naar de publicatie. Het laden duurt lang. Het boek is ook te vinden op Scribd, in vier delen.

Hart heeft zijn teksten van (niet genoemde) informanten eind jaren vijftig in de centrale Rif. Ik heb de transcriptie van Hart overgenomen maar deze omgezet naar het Latijnse Amazigh alfabet en soms gespecificeerd.

Volgens Hart is deze izri, net als de vorige, vlak na het begin van de oorlog gemaakt, maar dit kan niet waar zijn. Het gedicht refereert aan de langdurige gevechten bij Tizi Azza en die begonnen pas ruim een jaar later. Hart stelt verder dat hakim Warba, annex kapitein Huelva, commandant was van het detachement in Tizi Azza. Dat kan ook niet waar zijn, want hij is gestorven op Dhar Ubarran. Net als de andere teksten refereert deze tekst dus niet alleen aan de strijd om Dhar Ubarran maar ook aan andere gevechten.

Het gedicht  heeft hetzelfde rijmschema als de kerntekst en gebruikt ook dezelfde introductie van drie regels. Er komen nóg drie regels voor uit de kerntekst. 

Harts vertaling van de tweede en derde regel klopt niet. Die heb ik eigenmachtig veranderd, op basis van andere vertalingen.

     Ay Adahar Ubarran, ay asusi y-ixsan!
O Dahar Ubarran, hoeveel botten rusten er op jou!
     Awizaɣ diɣaran azgig-diɣar zman,
Wie jou bedriegt, hem zal de tijd bedriegen.
     Zdiɣar uɣarrabu sinji w-aman.
Zoals het schip bedrogen is dat op het water vaart.
     Ḥarxand Ait Waryaɣar i din ɛacar miya.
De Ait Waryaghar trekken ten strijde met 1200 man.
     Xadrand r-uda n-Nkur jin ruda idra.
Toen ze de Nkour-vlakte bereikten was deze vol mensen.
     Ay acaix Ɛamar, axsrik igudar.
O sjeik Amar, die stierf op het prikkeldraad.
     Ait Tizzi Ɛazza d-imjahaden ma ruxa.
De mensen van Tizzi Azza vechten nu nog steeds.
     Jahaden s-ufus-insen, jahaden ra tinigba.
Ze vechten met hun handen en zelfs hun vrouwen vechten.
r-Ḥakim Warba daharijt r-halqa!
     Hakim Warba, ze hebben hem bij de strot gegrepen!

 

8. Van Walid Mimoun (korte versie van moderne dichter-zanger)

Walid Mimoun (of Mimoun El Walid) is een dichter-zanger, geboren in de omgeving van Nador. Hij is zijn carrière begonnen in de jaren tachtig en werd ‘de Bob Dylan van de Rif’ genoemd. Op dit moment woont hij in België. De tekst is ontleend aan MesNarrif.net. De transcriptie is aangepast aan het Latijnse Amazigh alfabet. In de link een vertolking. 

In de versie van moderne zangers en muziekgroepen worden vaak maar enkele regels van Dhar Ubarran geciteerd. Dit geldt ook voor de versie van de groep Ithran (met overtitels in het Arabisch en het Tarifit).

Aya dhar o baran, aya ssus n yaxsan,
Wizzayek iɣaren azzayes iɣar zman.

Min iɣaren zeg rumi yudevd ɣar Tamsaman,
Tamsaman ma thawnac ma tɣhirac d banaɛman.

Aya dhar o baran aya ssus n yaxsan,
Ihhamhem rburqi adahcen din iksan.

Mada wis iɛaqren ɛam anni nassbɛa,
Kanniw Irifayen dimjahden zi rabda.

Djahdem s ufus nwem jahdent ra ttinayba,
Min arbunt diqubac gaɛdent ag tisudar.

Ayamjahed awma ax assark iyawda.
Mamc ɣa aggaɣ i tarbat acmi day ɣatarqa?
Cmi day ɣa tini baba mani idja?

 

Reacties zijn gesloten.