Ah, ah, o patrijs

193. Renisio 1932, p. 249. Ibuqquyen

Aḥaḥ ya tasekkurt. Mařa teḥřeř inu, mařa temmurḍeṣ i-uṭṬanac.
Araḥdiu ateẓrem main yexdem Ṭannac!
Iufra tfiɣra teṭṭas yendyas tinegmart.
Azeddjif i-Maḥjuba, axsum i-temɣart!

Ah, ah, o patrijs. Als je legitiem bent, ben je voor mij, anders voor Tannach.
Kom eens even kijken wat Tannach gedaan heeft!
Hij vond een slapende slang en ving hem in een net.
(Hij gaf) de kop aan Mahjouba en het vlees aan zijn vrouw!

 

Renisio:

Een vrouw maakt een man genaamd Tannach belachelijk. [Dat zal weI, maar ik begrijp niet waar dit over gaat.]

 

Reacties zijn gesloten.