De weg die ik ben ingegaan, leidde naar de grens van de Guelaia

  1. Biarnay 1917, p.348. Temsamane.

Abrid amen wuix εrḥit taqrεct.
Ufix din tanibut tqqaha taɣrmct.
Ẓmiε uni εtuuet ε-babas uaa ixrif.
Ay Ḥaddu u-Ɛmaa, s-usurif, s-ukfif!

De weg die ik ben ingegaan, leidde naar de grens van de Guelaia.
Ik heb een jong meisje ontmoet dat haar schapen weidde.
Degene die zij zou slaan (met haar staf), bij zijn vader, hij zou eraan sterven.
O Haddou, zoon van Omar, die bij elke stap een scheet laat!

Vertaling op rijm en metrum én cultureel toegeëigend:

De weg die ik ben ingegaan, liep naar de grens van het gebied
En daar zag ik een meisje staan, dat haar hondje poepen liet.
Al wie zij met de riem zou slaan, ging er vast en zeker aan.
O Arie, zoon van Adriaan, die elke stap een scheet laat gaan.

Biarnay:

Dit plaaglied wordt alleen door jongeren gezongen. De eerste drie regels zijn bedoeld als aanloopje naar de scheten van Haddou (of iemand anders in het gezelschap). In plaats van Guelaia staat er eigenlijk ‘kasteeltje’ (taqrεct), een naam voor de taqbitch van de Guelaia. De tweede helft van de derde regel is letterlijk: bij zijn vader, niemand had zijn plaats ingenomen.

Reacties zijn gesloten.