- Renisio 1932, p. 212. Ait Iznassen.
Sobḥane Rebbi yeggin ajenna bla leqwas,
Yegga yur ettefuikt d itran enḍennas.
A ten iggin ennahd yggam adwi uɣnas,
Am timmi taberkant d wabel imeqwas.
Dcem ag iğjin aariaz inaqq umas!
Ere zij de Heer die de hemelen heeft geschapen zonder zuilen,
De maan, de zon en haar satellieten de sterren.
O jij van wie de borsten zich ontwikkelen onder de broche,
Vrouw met de zwarte wenkbrauw en de gewelfde wimper,
Jij bent het die de man zijn broer heeft doen doden!