- Renisio 1932, p. 248. Ibuqquyen.
“A muk ija uř inek, a ya Muḥ, řuxent wami nebḍa?”
“Aɛdeř imeṭṭawen inem, ha ya Raḥma, afud inu yuḍa!”
“Hoe is het met je hart, o Mouh, sinds onze scheiding?”
“Bedwing je tranen, o Rahma, want mijn knieën knikken!”
[Reniso geeft de volgende toelichting: een man verlaat zijn minnares om te trouwen. Zijn oude vriendin zingt hem toe op zijn bruiloft. Uit zijn reactie blijkt dat hij haar niet kan vergeten.]