- Renisio 1932, p. 212. Ait Iznassen.
Roḥaɣ adeswaɣ si tiṭṭ u wuẓru yeggin d-anessis.
Izzarayi laɛfis illa ɣri tasedda zix netta d-ifis!
Ik ben gaan drinken uit de bron op de rots, die sijpelend opborrelt.
Sporen waren mij voorgegaan, ik dacht van een leeuwin, maar ze waren van de hyena!