Ik heb geen liederen

229. Terri Brint Joseph 1980. Ook opgenomen in Joseph&Joseph 1987, p.69. Ait Waryaghar of Ibuqquyen.

Madecrah wuware na-we tanen awanu
Ra-la taceretine agmatunt suferu

Ik heb geen liederen. Ik ben een steen die in een put is gevallen.
O mijn vriendin, pak de steen met een touw.

Terri Brint Joseph:
De zangeres heeft niemand om toe te zingen, omdat geen enkele jongen belangstelling voor haar heeft. Ze vraagt een vriendin om haar uit de put te halen door haar te helpen een man te vinden. In Joseph&Joseph is het commentaar uitgebreider. Ze geven aan dat de waterput of bron (wanu) een plek is waar jongens en meisjes elkaar ontmoeten. Ze zien ook seksuele toespelingen in de put/bron en in het touw.

[Misschien dat ‘put’ en ‘touw’ in sommige izran seksuele toespelingen zijn, maar de eerste regel wordt dan wel erg onnavolgbaar. Bovendien is de weggesmeten steen een gebruikelijk beeld voor eenzaamheid of een harteloze behandeling. Van de tweede regel is nog wel iets te maken. Het touw staat dan voor de man (uit de literatuurles: de stijlfiguur van ‘het deel voor het geheel’, pars pro toto). Als ik er dan ook nog bij fantaseer dat een rake izri niet gericht is aan een willekeurige vriendin, maar aan een specifieke vriendin, dan heeft deze een leuke vrijgezelle broer. Aan de andere kant: een touw is natuurlijk een gebruikelijk hulpmiddel om water naar boven te halen in een put.]

Reacties zijn gesloten.