Ik zal een kaars neerlaten in de mond van de put

  1. Terri Brint Joseph 1980, p.431. Ait Waryaghar of Ibuqquyen. Ook opgenomen in Joseph&Joseph 1987, p.105.

At-sarc temese hukahmum uwahnu.
Atadusun waman, atasu lef-inu atesu.

Ik zal een kaars neerlaten in de mond van de put.
Als het water opwelt, zal mijn liefje drinken.

 

Terri Brint Joseph:

De kaars impliceert dat het nacht is en dat het om een afspraakje bij de waterput gaat. Volgens Terri Brint Joseph zeggen “vele Berbers” dat de metaforen seksueel zijn: de bron of put als beeld voor de vagina, de kaars voor de penis, de vlam voor de seksuele passie en drinken voor seks. Joseph&Joseph werken in de latere publicatie ook een andere interpretatie uit: dat het water in de put opwelt alsof het een fontein is, zien ze als een bovennatuurlijke gebeurtenis. De vriend is zoveel waard dat alleen een omkering van de werkelijkheid hem recht kan doen.

[Wat het bovennatuurlijke betreft: je kunt ook nog denken dat de put, met stilstaand water, wordt getransformeerd tot bron, met levend water. En dat het opwellende water de kaars blust. Dat er een kaars in het spel is, hoeft overigens niet te betekenen dat het nacht is. Je kunt ook een kaars neerlaten om te kijken of er geen dooie ratten in de put drijven.]

Reacties zijn gesloten.