Kom, o mijn broer, je hebt genoeg geleden

16. Biarnay 1917, p. 335. Temsamane.

A rḥamam-inu
A Muḥ u-Ɛri-u-Aḥiia
Aruaḥ ai uma, cfac ẓi-tamara
Middn aarin d-rmiiat cek ura d-uqqia
Aauaḥ ẓi! aauaḥ-d! Iduer ẓi Marriia
Inia i tbriɣ n-trumiin, iεqb di macina
Aqqa-xxam-nnec ḍmεn dais iniiba
Aqqa tamuaat-nnec bṭṭan-t ruarata
Tacnbuct taqaqact, aruaḥ yalihllah!
Ai-uwer-inu, a mmmi, ix-duurn ičauin-a

O mijn duif,
O Muh, zoon van Ali, zoon van Yahya,
Kom, o mijn broer, je hebt genoeg geleden.
Anderen brengen honderd (duro) mee, jij niet eens een once.
Kom hier, kom terug – hij is weer naar de haven (van Oran) gegaan.
Hij is aan boord gegaan met de dochters van de christenen. Hij heeft met de trein gereisd.

Zie, je vrouw wordt lastiggevallen door jonge mannen.
Je land is verdeeld door de andere erfgenamen.
O helder gekleurde halsdoek, kom terug smeek ik je!
O mijn hart, o mijn zoon, oorzaak van mijn verdriet.

 

Biarnay:

De man van deze vrouw vertrekt elk jaar naar Algerije, zogenaamd om daar te werken, maar hij komt altijd met lege handen terug. Ze verdenkt hem ervan dat hij het houdt met christenvrouwen, maar ze smeekt hem om terug te komen en belooft het hem te vergeven.

Het woord Marriia is waarschijnlijk afgeleid van het Spaase marea (getij). In het Tamazight betekent het ‘strand’ maar het kan ook ‘haven’ betekenen, in het bijzonder die van Oran.

Reacties zijn gesloten.