Mijn duif, O Mouh, jij die graan oogst in Tassala

  1. Justinard 1926, p.55. Igzennayen.

Alḥamaminu, a Muḥ, a Muḥ imjaren di Tasala,
Ruaḥ auma ruaḥ, ikfac zi tammara.
A qac amcan inec ṭṭsen dais inegba,
A qa tamurt inec bṭantet ruarata.
Aya Rabbi a tṣbbard urinu itcauina.

Mijn duif, O Mouh, jij die graan oogst in Tasala,
Kom terug, mijn broer, kom terug , genoeg ellende voor jou.
Hier slapen de jongens in je huis,
De erfgenamen verdelen het land onder elkaar.
O Heer, laat mijn hart deze droefenissen verdragen.

 

[Deze variant van Justinard laat zien dat izran de grenzen van de taqbitch konden overschrijden en ook dat lang niet alle izran originele creaties waren.]

Reacties zijn gesloten.