O Die-en-die, o appelboom aan de rand van een helling

  1. Renisio 1932, p.207. Ait Iznassen.

A Flana, tateffaḥt ilan deg ixf en tebnit.
Egginam arebbaɛ etciɣam tiṣemḍikt!

O Die-en-die, o appelboom aan de rand van een helling.
Ze hebben je aan een metayer gegegeven, maar ik heb je helemaal koud gegeten!

 

[De aanspreking Flana (‘Die-en-die’) komt vaker voor in izran van de Ait Iznassen, misschien om de aangesprokene anoniem te laten, misschien omdat het een standaard-izri was waarin de naam nog ingevuld moest worden, misschien omdat de informant de naam vergeten was. Een metayer is iemand die werkt op het land van een ander in ruil voor een kwart van de oogst. Dit is ook de betekenis van het Tamazight-woord arebbaɛ (een kwart) in de izri. Renisio stelt dat je ‘helemaal koud’ moet interpreteren als ‘rauw’. De seksuele toespeling ligt er dik bovenop. Dit lijkt een wraak-izri van een gepasseerde huwelijkskandidaat.]

Reacties zijn gesloten.