O duif, o mijn dochter, vlieg klapwiekend op

  1. Renisio 1932, p.234. Ait Waryaghar.

A dadbirt, a idĵi, ewet uggwafer ɛudĵa,
Araḥ a Iqařɛiyen, awid řexbar i řqaid mani idĵa.
Aqqai egg Qařɛiyen isexmad ixedĵa
Ittajju tisarfin imendi d eccehba
A ma ten ɣa yawi Mammat u ben hiya
Rabbi ṣabbar immas ma babas innejra
Iuca ɣar Irumiyen s-eřeɛřam azegza.

O duif, o mijn dochter, vlieg klapwiekend op,
Ga naar de Guelaya, breng nieuws over de kaïd en zijn gezondheid.
Hij is bij de Guelaya waar hij brandschat en ontvolkt,
Het graan uit de silo’s haalt, de gerst en de ‘brune’ neemt.
Welke zal hij weghalen, Mammat, dochter van een goede familie?
Heer geef berusting aan haar moeder om haar vader die balling is,
Vertrokken naar de christenen om zich te scharen onder de blauwe vlag.

 

[Renisio vertaalt eccehba als la brune. Het zal wel een soort graan zijn maar het is me niet duidelijk welk graan. In een noot stelt hij dat eccehba samenhangt met het Arabische cehba’, de vrouwelijke vorm van het woord voor ‘grijs’, maar dat maakt de zaak er niet duidelijker op.]

Reacties zijn gesloten.