O Heuvel van de Patrijs, op de plaats waar de botten rotten!

258. Al Yaakoubi 1992, izri 45, gepubliceerd in al-Mizan, 01-01-1991. Versie zoals gezongen door Mohamed Chacha. Ibuqquyen?
De vertaling is van mijn voormalige docent Darija, Roel Otten. Het is niet mijn intentie om zijn auteursrecht of dat van Chacha te schenden, maar om teksten en vertalingen te vergelijken.

A ya Dar Ubbarran, a ya ssus n yexsan!
Wi zzayek iɣarren, zzayes iɣar zman!
Wi zza yek iɣarren, am iɣar bu tanyay w waman!
Wami t-tuwyed rbaqi tanid ra t tixuzan.
Ma yɣarr-icek Uqarqac d Ɛmar n Bu Ywzan?
Ma ɣarrent-cek tḥenjirin yetbiyy-asen s ifiran?
Din ihmhen rbaqi, din yyewḍan yaysen!
Din yemmut reḥkam, din yemmut uṭurjman!
Rqebṭan n bu tanqittc yḥarrec-d ɣa Temsaman.
Temsaman ma thewn-ac, tɣir-ac d benneεman?
Ḥarcen-d Ayt Wayaɣer, amzyan amqran.
Ggin-as I bujerwan, am netta am iserman!
Ḥarcen Ibeqqiwen di tnεac miyya!
Wami d ɣa εqben, εeqben-d zi xemsa.
A Ḥemmu n Ḥaj Ɛisa, a b uyis aziza!
A ya Ccix Ɛmar, x ssrek yewḍa!
Rebbi mammec ɣa ggeɣ, i Xedduj rexmi d ɣay ɣa terqa
Rexmi day ɣa tini, Mmuḥ mani yekka?
Mmuḥ d amḥamed, tenɣ-it rḥarraqa!
Ay aber abarcan, yebbehbeṛd z umeṭṭa.
A ya lalla yemma, d ufud inu yewḍa.

O Heuvel van de Patrijs, op de plaats waar de botten rotten!
Wie denkt jou te bedriegen, hem zal de Tijd bedriegen!
Wie denkt jou te bedriegen, hij zal ten onder gaan als een schip in de storm!
Jij (= Spanjaard) bracht ons bommen en legerkampen bovendien.
Heeft Aqarqac je soms bedrogen en Amar n-Buyuzan?
Of hebben de meisjes je bedrogen die zich omgorden met koorden?
Daar explodeerden de bommen, daar zijn de paarden gesneuveld!
Daar is de (Spaanse) gouverneur gesneuveld, daar is zijn tolk gesneuveld!
De (Spaanse) aanvoerder in zijn armzalige plunje trok op naar Temsaman.
Denk je soms dat Temsaman gemakkelijk te nemen is, dat zij een klaproos is?
De Ait Waryaghar trokken ten strijde, jong en oud.
Ze hebben de kikkervreter gevangen, zoals je een vis vangt!
De Ibuqquyen zijn ten strijde getrokken ten getale van 1200!
Toen zij terugkeerden, keerden zij met vijf gevallenen terug.
O Hammu n Hajj Isa, o ruiter op het blauwe paard!
O sjeik Amar, hij sneuvelde in het prikkeldraad!
O God, wat moet ik doen wanneer ik Khedduj tegenkom
En zij mij vraagt waar Muh gebleven is?
Muh is een held, het vijandelijke vuur heeft hem gedood!
Ach, de zwarte wimper vergoot een vloed van tranen.
O mijn moeder, mijn knie begeeft het!

El Yaakoubi:
Aqarqac en Amar n-Buyuzan waren collaborateurs, die samenwerkten met de Spanjaarden. De slotzin betekent dat degene die aan het woord is geen kracht meer heeft. El Yaakoubi stelt dat deze izri (en andere) is gemaakt door vrouwen van de Ait Waryaghar en dat de izran vervolgens zijn opgenomen in het repertoire van de imdyazen (professionele zangers). [Deze gedachte spoort met de inhoud van de izran die opgetekend zijn door Hart in de jaren vijftig: in beide wordt de rol van de vrouwen benadrukt, in izri 197 zelfs heel uitgebreid. Een vrouw presenteert zich hierin als auteur.]

[Biarnay vermeldt in zijn woordenlijst dat ‘kikkers’ (ijaruan) een gebruikelijk scheldwoord is voor Spanjaarden, net zoals de Fransen door de Engelsen frogs worden genoemd, om dezelfde reden: die viezeriken vreten kikkers. Bu-jaruan is letterlijk ‘vader van de kikkers’.]

[De persoonlijke afsluiting van deze izri voegt een emotionele dimensie toe die in de andere ontbreekt. Het gedicht gaat niet alleen over de heldendaden in de oorlog maar ook over de verschrikkingen van de oorlog: een moeder die het gruwelijke nieuws moet vernemen van de dood van haar zoon. Overigens is ook izri 196 niet onverdeeld positief over de oorlog. Als de persoonlijke afsluiting van de laatste izri een recente toevoeging is, laat dit zien dat de poëtische traditie levend is en wordt verrijkt met nieuwe motieven.
Mogelijk zijn de laatste negen regels, of in ieder geval de persoonlijke passage daarin, van de hand van Mohamed Chacha. Vanaf de regel waarin de Ibuqquyen vermeld worden, verandert ook de rijmklank en wordt het metrum onregelmatiger. Bovendien voelt het gedicht inhoudelijk als voltooid, nadat de ‘kikkervreter’ gevangen is door de Ait Waryaghar. Onmiddellijk daarna treden de Ibuqquyen in het strijdperk. Dat kan haast geen toeval zijn. Het lijkt wel een sneer naar de arrogantie van de Ait Waryaghar, want dat zijn natuurlijk de Amsterdammers van de Rif.]

 

Reacties zijn gesloten.