O vrouw

  1. Justinard1926, p.62. Igzennayen.

Aya ralla,
Ui g afin, a Rabbi, lsbab ad din irah,
Ad din iaf meḍduah atbidd di lmraḥ,
Addud am aɣanim, taggač am ṭfaḥ,
Ad din ikk yumein uis tlata addireḥ,
Ad icuq axceb n tzaiart agd tfaḥ?

O vrouw,
Hoe, o Heer, het middel te vinden om er te komen,
En om op de binnenplaats een vrouw aan te treffen, rechtop,
Rank als een rietstengel, als een appel de wang,
Om er twee dagen te blijven en de derde weg te gaan,
Door de braambosjes en ook door wijngaard of appelboomgaard?

 

[Ik heb het vertaald als één zin. Dit spoort wel met de vertaling van Justinard, maar zulke lange zinnen zijn erg ongebruikelijk. In de meeste izran (ook de langere) bestaat elke zin uit een of maximaal twee regels. Aan de andere kant: de laatste vier regels van deze izri beginnen alle met ad. Dit suggereert dat de auteur een vierdelige opsomming wilde maken.]

Reacties zijn gesloten.