O vrouwe patrijs, op twaalf eieren

  1. Renisio 1932, p.206. Ait Iznassen.

A lalla tassekkurt, am tenɛacer beiḍa,
Iuxticem Mummuḥ, yeğa rric enem ibaṭṭa.
Ieča tadmart enem iyrar aked Ɛayca.

O vrouwe patrijs, leghen op twaalf eieren,
Moumouh sloeg je en liet je veren in het rond vliegen.
Hij at je borst op en is toen Aicha gaan stangen.

Reacties zijn gesloten.