Toen ik langs de Dyr liep, hoorde ik kreten

58 Justinard 1926, p.61. Igzennayen.

Kkiɣ Ddir Ddir tsriɣ din irhadir.
Zixenta taskiurt ag mimmis n wudbir.

Toen ik langs de Dyr liep, hoorde ik kreten.
Het was de patrijs met de jonge duif.

 

[Kennelijk is dit een izri van iemand die twee geliefden betrapt heeft. Het gaat hier om een vrouwelijke patrijs en een mannelijke duif.]

Reacties zijn gesloten.