163.Renisio 1932, p.211. Ait Iznassen.
Eccauc aqqauen iḍiyaq:
Nejas ḍar d eṭṭabeg.
Itca miɛad ami iḍarḍaq,
Iruḥ iṭṭaṣ dug lum.
Zie eens hoe irritant de koetsier is:
We hebben hem een schenkel en een homp gelaten.
Hij heeft zich te barsten gegeten
En is daarna gaan slapen in het stro.