Zing, zing, o mijn sjeik

  1. Biarnay 1917, p. 345. Temsamane.

Ɛiit, ɛit, ya cix-inu,
Ṣnet, snet, ya cix-inu
Tnnac-t; mi-xef id ac-tenna?

Tnnact: Ixdar tbriɣin
Iğ-qimen s-uddai-uwsqif-ucar.
Daisnt tini iğ-tggn sixtu am-ubraber.
Daisnt tini iğ-tggn sixtu am tmdğarin nuwɣrar.
Daisnt tini iğ-tggn trid g-mmdar
Tauint-tent i-imddukr.

Zing, zing, o mijn sjeik,
Luister, luister, o mijn sjeik.
Zij heeft gezongen; over wie heeft zij gezongen?

Zij heeft gezegd: Hij heeft gekozen uit de jonge meisjes
Die onder de overkapping van de binnenplaats zitten.
Hij is tussen hen die de grove couscous los rollen.
Hij is tussen hen die de couscous rollen zo klein als slakkeneitjes.
Hij is tussen hen die gebakjes in hoofddoeken stoppen
En deze naar hun vriend brengen.

 

Biarnay:

Deze izri is kennelijk gemaakt door een afgewezen bewonderaar. Hij heeft het meisje betrapt toen ze cadeautjes aan haar vriend liet overhandigen en laat met deze izri weten dat hij haar geheim kent. Trid is in het Arabisch een bouillon van rijst of griesmeel, maar staat in het Tamazight voor een soort gebakje.

De twee introducerende regels worden vaak niet gezongen maar alleen ten gehore gebracht door de azemmar (doedelzakspeler). Daarna komt vaak de vraagzin. Daarna komt vaak de vraagzin. In de izran van de Ibuqquyen ontbreken de eerste twee regels. De izran van mannen starten meestal met een vraag: “Wat zal ik haar zeggen, o mijn sjeik?”

[Elders zegt Biarnay over een izri van vrouwen dat de derde regel mogelijk betekent dat de zangeres de izri niet zelf gemaakt heeft. Opvallend is dat Biarnay suggereert dat de jongeman zelf de auteur is. Meestal zegt hij dat een sjich de izri in opdracht heeft gecomponeerd.]

Reacties zijn gesloten.